Het was een warme, benauwde nacht. We zijn al vroeg op en zien de zon opkomen boven de stad.
Zodra het licht is, staan de eerste toeristen al weer op de brug.
Tegen half 11 rijden we Mostar uit. We volgen de Neretva noordwaarts richting Jablanica, een oogstrelende route.
Een paar kilometer boven Jablanica ligt het Jablanicko Jezero, een stuwmeer dat met een 80 meter hoge dam het water van de Neretva en de Rama stuwt.
Langs de Rama rijden we richting het Ramameer. Op Camping Bosnjak, een familiebedrijf, worden we hartelijk ontvangen door de vriendelijke, goedlachse opa en we krijgen een mooie plek, vlak boven de oever van het meer. Wát een uitzicht!
Ze zijn pas een jaar of twee open en volop bezig om de camping verder te ontwikkelen. Over drie dagen is het tweede toiletgebouw klaar, zegt de vriendelijke werkman trots. Opa staat ondertussen een hengeltje uit te gooien aan de waterkant.
En ja hoor! Tegen Duitse etenstijd, dus een uurtje of 6, komt een Duitser met opgetrokken witte sportsokken in z’n sandalen in steenkolen-Engels opa’s zoon even ontwikkelingshulp geven. Ze moeten hier volgens hem een restaurant openen want dat is ‘ganz simple’. ‘Jetzt bring ich mein money to an other Platz to eating. Und Sie wollen money machen, oder not?’ De zoon spreekt prima Engels en Duits en blijft beleefd lachen. Soms kun je je plaatsvervangend schamen. Over zulk enorm onbenul. Blijkbaar niet bij machte om zelf je potje te koken én ook nog eens compleet toondoof.
Ramsko Jezero is een kunstmatig meer dat in 1968 ontstond toen er een dam in de Rama werd gebouwd. Een gebied van 15 vierkante kilometer overstroomde en meer dan 1500 huizen moesten worden verlaten. Toen het in de zomer van 2011 extreem droog was, daalde het waterpeil enorm en werden een aantal huizen, kerkhoven en resten van boomgaarden weer zichtbaar.
Als de avond valt, zetten de kikkers het luid op een kwaken.
Maandag 2 juni: Ripci (BiH) – Banja Luka (BiH)
Koffie met ontbijt met uitzicht over het meer… we nemen de tijd om er heerlijk van te genieten. Toeristen weten de camping prima te vinden. Gistermiddag liep het terrein helemaal vol en nu staan er al weer nieuwe gasten in de rij om de plek van vertrekkers in te nemen. Twee Nederlanders in een busje wachten op onze plek. Tegen 11 uur zijn we startklaar. Dit is zeker een plek om nog eens terug te komen.
We rijden eerst terug richting Prozor-Rama en dan heb je een geweldig uitzicht op het uitgestrekte meer.
Daarna volgen we de rivier Vrbas richting Jajce. Ook op deze route zijn we onder de indruk van de schoonheid van het land: zo groen, zo weelderig groen.
Achter Jajce blijven we de M16 volgen.
Het is inmiddels tijd voor de lunch. De Fanta drinken we uit een wijnglas, de wijn uit een colaglas.
Daarna duiken we de Canyon Verbasa in.
Het is er adembenemend mooi. Vrachtwagens kunnen de onverlichte, smalle tunnels en de overhangende rotsen vaak alleen nemen door midden op de weg te rijden. Maar ze rijden rustig en waarschuwen medeweggebruikers met hun lichten en hun claxon.
Een paar kilometer voor Banja Luka ligt autocamp Jablan. Ook weer zo’n fijn, kleinschalig familiebedrijf vlak aan de oever van de Vrbas. Een bord bij de ingang meldt dat je, als de familie niet thuis is, zelf een plek mag zoeken en de stroom kunt aansluiten. Als ze thuiskomen, komen ze in de avond wel even langs.
Langs de oever staan overdekte picknicktafels met stroomaansluitingen. Naast zo’n ’huisje’ vinden we een mooie plek.
Er is een modern sanitairgebouwtje met toiletten, heerlijk warme regendouches, een plek om af te wassen en een wasmachine. Dik in orde hier!
‘s Avonds komt de vrouw des huizes langs. Ze spreekt vlekkeloos Engels. Of alles naar wens is? Nou, zeker hoor! Ondertussen rijdt haar man op z’n zitmaaier rond met hun 4-jarige zoontje achterop. Het ventje geniet zichtbaar. Ze zucht, rolt met haar ogen en wijst naar haar tweejarige dochtertje dat achter de tuinpoort staat die hun huis van het campingterrein scheidt. ‘At least she is safe!’ zegt ze lachend. We besluiten nog een extra nachtje te blijven. Nog een dagje lekker niksen voor we weer op huis aan gaan.
Dinsdag 3 juni: Banja Luka (BiH)
‘s Nachts koelt het hier heerlijk af. Bosnië heeft een landklimaat dus de verschillen tussen nacht- en dagtemperaturen lopen flink uiteen. In de vroege ochtend is het gras nat van de dauw – dat is weer even wennen – maar algauw staat de zon weer te stralen en loopt het zomaar op tot een graadje of 30.
In de middag begint de rivier die zo zachtjes kabbelde rap te stijgen en stroomt opeens woest achter ons busje. Blijkbaar is er in de bovenloop ergens een dam opengezet. Na een uurtje daalt het waterpeil weer en ruist de rivier als vanouds.
Veel doen we niet vandaag. De cevapcici gaat op de grilplaat en we liggen er vroeg in. Morgen Bosnië uit en dan is het kilometers maken richting 058.
Woensdag 4 juni: Banja Luka (BiH) – Gleinkerau (A)
Vroeg op pad, binnen no time een paar grenzen over, ter hoogte van Graz een rondje door de Lidl en dan zit je opeens aan de rand van een sappig alpenweitje naast je busje naar de koeien te kijken in Oostenrijk.
Campingplatz Pyhrn-Priel ligt er prachtig aangeharkt bij. Voor campers zijn er ruime plekken met water en stroom, er staat Schnitzel Wiener Art (mét een citroentje) op de menukaart van het kleine restaurant en morgen vanaf 07:30 uur zijn we verzekerd van 4 kraakverse Kaiserbrötchen.
De zon laat het afweten maar koud is het zeker niet. Wat wil een mens nog meer?
Kaló Mína! De maand mei is aangebroken en dat wordt gevierd in Griekenland. Niet alleen is het op 1 mei de dag van de Arbeid maar ook Protomagia, de overwinning op de koude wintermaanden. Het openbare leven ligt grotendeels stil en families trekken er samen op uit om de naderende komst van de zomer te vieren. In de ochtend komen allerlei Griekse families via het rotspad uit het dorp naar beneden, richting taverna en campingstrand.
In Griekenland zijn stranden publiek bezit en eigendom van de staat. Ze moeten altijd vrij toegankelijk zijn. De laatste jaren wordt – met name in de toeristische gebieden – steeds vaker opgetreden tegen exploitanten die de regels aan hun laars lappen, toegangsgeld vragen en het strand volplempen met parasols en ligbedden waar je duur voor moet betalen.
Traditiegetrouw maken de Griekse vrouwen op de 1e dag van mei bloemenkransen van wilde bloemen. De prachtige, roze strandnarcissen zijn erg in trek.
Dat de echte zomer nog even op zich laat wachten, blijkt als er geregeld harde windvlagen opsteken waarbij de olijftakken je soms om de oren vliegen.
Maar als de donkere wolken eenmaal verdreven zijn, breekt de zon definitief door en wordt het al snel lekker warm.
Binnen eten hoeft niet meer en op het terras van de taverna zitten we heerlijk over zee uit te kijken tot de zon ondergaat.
Morgen nog een dagje lanterfanten tussen het terras van de taverna en het kleine boulevardje van Kato Gatzea (het wintergoed is inmiddels schoon en droog en de korte broek is aan) en dan is het zaterdag de hoogste tijd om maar weer eens te verkassen.
Zaterdag 3 mei: Kato Gatzea (GR) – Chrisso (GR)
Het is sinds gisteren een stuk drukker geworden op de camping. Voor ons een mooi moment om afscheid te nemen. Het waren fijne dagen!
Eerst maar even een rondje door de Lidl in Agria voor leeftocht voor een paar dagen én kruiden. De gedroogde tijm, rozemarijn en oregano verkopen ze hier in zakjes voor een prikje en zijn veel lekker dan wat je thuis in zo’n potje krijgt. En ook nog wat van dat lekkere Griekse wasmiddel zodat later in de grijze triestheid van een Nederlandse januari onze was nog heerlijk naar zon, zee en strand ruikt.
Dan zetten we koers richting Lamia. Op de rondweg van Volos worden we ingehaald door de spelersbus van de voetbalclub AEK uit Athene. Die moeten morgen spelen in Thessaloniki. Voor en achter de bus rijden motoragenten met zwaailicht. De voorste in vol ornaat, de achterste in korte broek met opgerolde hemdsmouwen.
Hij is zo mooi, de E65 die je van Lamia naar Ithea aan de Golf van Korinthe brengt! Geleidelijk klimmen we naar een hoogte van dik 800 meter. In de verte doemen de besneeuwde pieken van de Parnassus op.
Camping Delphi laten we dit jaar liggen en we besluiten camping Chrissa, die een stuk lager ligt vlakbij het dorpje Chrisso, eens te proberen. De ontvangst is vriendelijk en we mogen zelf een plekje zoeken op een van de terrassen. Druk is het niet, dus keuze zat. En hoewel het uitzicht hier ‘beneden’ minder spectaculair is, is het nog steeds een lust voor het oog.
De souvlaki’s gaan lekker gemarineerd op de grill, de zwaluwtjes scheren voorbij, de Turkse torteltjes roekoe-en er op los, de vleermuisjes stuiven voorbij en het avondbriesje ruist door de pijnbomen. Strik er om en niks meer aan doen!
Zondag 4 mei: Chrisso (GR)
Recht tegenover ons, voorbij de baai van Itea en de Golf van Korinthe, hebben we uitzicht op de toppen van Cylenne, de op een na hoogste berg van de Peloponnesos. Het is voor het eerst in al die jaren dat we haar 2375 meter hoge toppen besneeuwd zien.
Hier zag Hermes volgens de mythologie het levenslicht, geboren uit een verhouding tussen de promiscue Zeus en de nimf Maia. Algauw bleek het kereltje een handige kwajongen te zijn. Zo stal hij – amper uit de luiers – de runderen van z’n grote broer Apollo maar die streek werd hem snel vergeven door z’n vader toen hij Apollo als zoenoffer een lier gaf die hij eigenhandig in elkaar had geknutseld van het schild van een schildpad. Vandaar dat Apollo altijd wordt afgebeeld met een lier. Als dank schonk Apollo hem een herdersstaf en die werd – naast een hoed en gevleugelde sandalen – een van Hermes’ handelsmerken. Zeus zag potentie in de snaakse kwaliteiten van Hermes, promoveerde hem tot 1 van de 12 Olympische goden en sindsdien gaat hij door het leven als boodschapper van de Goden, beschermheer van dieven, reizigers en handelaren en als tussenpersoon tussen de bovenwereld en de Hades.
De helft van ons kan amper genoeg krijgen van de Griekse mythologie. Dus die doet vanavond maar weer even de oortjes in om een luisterboek uit de serie Mythos, Troje en Odyssee van Stephen Fry te beluisteren.
We eten ‘s avonds in het restaurant. We krijgen een tablet aan tafel waar de menukaart op staat.
Het eten is heerlijk en we kletsen even gezellig met onze Nederlandse buren die zich over hun ANWB-kaart buigen vol met in felroze gearceerde routes.
En voor wie het ‘s zomers te heet wordt of malheur heeft met z’n koelkastje: voor 3 euro ben je hier uit de brand.
Tegen negenen wordt het donker en gaan de lichtjes in Itea – en verderop over de baai – in Galaxidi aan.
Maandag 5 mei: Chrisso (GR) – Glyfa (GR)
De ochtend brengt rond 06:30 uur bewolkte luchten en een bijzonder weerfenomeen.
De Nederlandse en Spaanse buren vertrekken al vroeg. Wij ontbijten even lafjes en nemen daarna ook afscheid van onze prachtige plek.
We kunnen vanaf hier twee kanten op naar de Peloponnesos: linksaf richting Korinthe of rechtsaf naar Patras. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan, dus wordt het toch rechtsaf, richting ‘over de brug’.
Als je via deze route langs Itea rijdt, kleuren de bermen en de vangrails op een gegeven moment oranje. Een teken dat je de bauxietmijn nadert. Aan de andere kant van de baai zie je hem in volle lelijkheid liggen.
Het is vanuit Chrisso een kleine 100 kilometer naar Antirrio. Snel is de route niet maar wél heel mooi, zo langs de noordelijke kust van de Golf van Korinthe.
En ja hoor, een Griekse Wir bauen für Sie!
De bijrijdster is lichtelijk teleurgesteld want ‘hij heeft een walkietalkie en een stopbord’. Niks geen halfslachtig gewapper met een verschoten rood vlaggetje dus, dit keer. Ach ja, soms zit het mee, soms zit het tegen.
Het Griekse Tolwezen heeft de pecunia voor de brug ook dit jaar weer verhoogd.
We tikken €23,70 af.
Maar niet getreurd. We zetten koers richting Ionion Beach want de chauffeur bezweert dat hij daar dan in het zwembad gaat.
De plichtplegingen bij het inschrijven zijn kort: ‘A20?’ vraagt Georg. A20 it is. Al staan we dan wel weer midden in de Duitse enclave naast een Empire State Building.
Maar met zeezicht. Dat dan weer wel.
Dinsdag 6 mei t/m vrijdag 9 mei: Glyfa (GR)
Nou ja zeg! De ochtend brengt grijze luchten en zelfs wat regendruppels op de luifel. Maar koud is het niet want het zonnetje doet telkens haar uiterste best.
We volgen het Griekse nieuws op parakalo.wordpress.com en daar lezen we dat er – blijkbaar nogal stiekem – in januari een wet is aangenomen waardoor campers alleen nog op officiële campings mogen staan. Even parkeren bij een taverna voor een frappétje, in een stadje parkeren voor een potje flaneren-met-lunch of parkeren bij een archeologische site… door die nieuwe wet kan je dat komen te staan op 300 euro boete. De wetgeving kwam aan het licht toen een kampeerder werd beboet voor parkeren bij een strand in Achaia en dit aanvocht.
Het is duidelijk dat deze wet in de basis eigenlijk het doel heeft officiële campings te beschermen en het groeiende wildkamperen te beperken. Maar de wettekst reikt – onbeholpen en waarschijnlijk onbedoeld – zó ver dat het raakt aan de middelen van bestaan van veel Grieken: het toerisme. Dus zou het ons niet verbazen als de soep niet zo heet wordt gegeten als ze wordt opgediend. Wij hebben er in ieder geval nog geen last van gehad.
We eten ‘s avonds in het restaurant. Daar loopt onder het eten een Duitse mevrouw van tafel en komt terug met een van huis meegebracht Tupperware-bakje. Voor de restjes. Je ziet ze kijken, de Griekse staf. Maar altijd blijven lachen, zeiden Bassie & Adriaan al. Ze weet waarschijnlijk niet dat de Grieken met alle liefde overgebleven eten voor je inpakken. Vaak met nog een schepje er bovenop.
De Duitse Nachbarn van het Empire State Building naast ons zijn al flink op leeftijd en erg aardig. Ze wonen hier op deze plek zo’n 6 tot 8 maanden per jaar, vertellen ze. Ze vertrekken eind oktober weer naar huis. Misschien dat wij in zulke omstandigheden liever een huis in Griekenland zouden kopen dan met zo’n uit de kluiten gewassen touringcar op pad te gaan, maar ieder z’n meug toch? Sowieso worden we elke ochtend vriendelijk begroet door alle Duitse buurtjes. Ze hebben het heel gezellig met elkaar.
Maar potverdikkie, wat wordt een mens lui van alle luxe hier. We doen echt helemaal níks.
De muggen hebben de helft van ons ook weer te pakken met dezelfde allergische reactie als een paar jaar geleden. Dit keer niet op haar benen, maar op haar onderarmen. Branderige jeuk, opgezwollen armen en nare plekken. Het zal met een dag of twee wel weer wat beter gaan, is de ervaring. Tot die tijd is het slapeloze nachten en dus even afzien. Morgen gaan we verder naar het zuiden de Peloponnesos in.
Zaterdag 10 mei: Glyfa (GR) – Gialova (GR)
Gisteren kwam er een Duits echtpaar langs om te vragen wanneer we wilden vertrekken en of zij onze plek dan mochten hebben. Nou, natuurlijk hoor. We doen het wel kalmpjes aan want voor 13:00 uur hoef je je hielen hier niet te lichten. Eerst ontbijten, nog even douchen, wat rondlummelen… Al met al zijn we om 11 uur helemaal startklaar.
Eerst nog even langs het sani-station (mit Hundendusche!). Onze Duitse achterburen staan er al met hun busje. Hun hond hoeft blijkbaar niet gereinigd, maar hun chemisch toilet wel. Dat legen ze dus schaamteloos in de grijswaterafvoer. Ze spoelen de cassette nog even lekker grondig na met de drinkwater-slang die ze daarna, hoppá, achteloos op de grond gooien. Wel &@€#%, hoe asociaal kun je zijn?!
Een wereldreis is het niet van Glyfa naar Gialova aan de baai van Navarino. Maar best een leuke route langs verschillende landschappen, door authentieke dorpjes en grotere, regionale kernen. Soms is het even geduld hebben, maar we hebben alle tijd.
Kiek, daar is de Eiffeltoren van Filiatra ook weer!
We kiezen voor camping Erodios. Met de neus in de boter, want we krijgen een mooie plek met zeezicht.
Geen reiger te bekennen, maar wat is het hier mooi!
Zondag 11 mei: Gialova (GR)
Wat een wind staat er vandaag! En als je op ‘de eerste rij’ staat, waait hij vol vanaf zee recht je busje in. Het vest en de bodywarmer gaan aan en dan is het genieten van de surfers die volop gebruik maken van het weer en met een noodgang langs scheren.
We kijken uit op de ingang naar de baai van Navarino. Daar hebben zich in het verleden een paar heroïsche zeeslagen afgespeeld. In het jaar 1827 probeerden de Grieken zich te ontworstelen aan de Ottomaanse overheersing. Frankrijk, Groot-Brittanië en Rusland kwamen de Grieken te hulp, stuurden een gezamenlijke vloot en brachten in de Slag om Navarino driekwart van de Turkse en Egyptische vloot tot zinken. Daarna stond de onafhankelijkheid van Griekenland weinig meer in de weg.
Het was de laatste zeeslag in de geschiedenis die alleen door zeilschepen werd uitgevoerd. Daar hadden de Atheners natuurlijk nog geen weet van toen ze op precies dezelfde plek in 425 v. Chr. de Spartanen versloegen in de Slag bij Pylos tijdens de Peloponnesische Oorlog.
In de middag gaat de wind eindelijk liggen. De avond valt mooi.
Maandag 12 mei: Gialova (GR) – Koroni (GR)
Het is tijd om verder te gaan. Er scheiden ons zo’n 100 kilometer van Koroni, dus dat wordt geen lange reis. Het is een bewolkte, grijze ochtend en rond 11 uur wordt regen verwacht. Na de koffie is het inpakken & wegwezen dus.
Eerst richting Pylos. Een prachtig stadje en daardoor een toeristen-magneet. Toen we hier een paar jaar geleden ook waren, verrezen er her en der al appartementencomplexen en de toeristische expansiedrift is onverminderd doorgegaan. Rond de stadskern zijn nog meer vastgoed-projecten verschenen. Wel jammer, maar goed voor de werkgelegenheid zullen we maar zeggen want het werkloosheidspercentage in Griekenland behoort tot de hoogste in de EU.
Camping Koroni heeft nog plek zat. ‘You are lucky! Yesterday full!’ grijnst de vriendelijke, bejaarde bazin die in die paar jaar nóg dikker is geworden en zich hevig waggelend verplaatst. Ze zit op een goudmijntje want er komen veel camperaars naar Koroni en zij baat de enige camping in de omgeving uit. Het is een kleine, maar fijne camping met bij het zwembad een mooi uitzicht over het stadje.
Tijd voor een handwasje en dat kan hier nog bij zo’n ouderwetse wasbak. Je ziet ze bijna nergens meer op campings maar de helft van ons wordt blij van de nostalgie.
Zoals het hoort, komt er alleen koud water uit de kraan. Ach, niet schoon, toch fris!
Op naar de poolbar voor een drankje en ons eerste potje Tavli.
De souvlaki’s gaan op de grillplaat en dan krijg je hier al snel geïnteresseerd bezoek.
Dinsdag 13 mei: Koroni (GR)
We staan op een niet al te grote plek tussen heggetjes mét bladerdak dus het is nogal donker en wat benauwd. We besluiten dat we nooit meer op zo’n plek gaan staan. Geef ons maar wat uitzicht, licht en ‘ademruimte’.
In de middag scharrelen we richting het stadje. Niet door het bosje, maar langs de weg. Dat is even 100 meter door de berm langs de weg, maar dan kom je op een wandelpad richting het centrum.
Het is heerlijk kuieren door de pittoreske straatjes. En heel soms zie je er nog eentje in een achterafstraatje: zo’n ouderwetse Agora die al jarenlang ter ziele is. De oude inventaris staat te verstoffen in de etalage. Dode wespen en bromvliegen getuigen van de teloorgang tussen de ooit glimmende, maar nu roestige olijfoliekannetjes, de zondagse dekschalen die ooit bedoeld waren voor een feestelijk familiemaal en de gecraqueleerde rollen tafelzeil.
Het kleine stadsplein wordt geflankeerd door de kerk en het politiebureau.
En de bakkerij heeft een bijzondere etalage.
Via het haventje lopen we langs de boulevard.
De pita’s vallen er heerlijk in.
‘s Avonds lopen we nog een keer naar Koroni. Nu via het ‘bosje’ en langs het strand.
We kiezen voor restaurant Bogris dat door de uitbaatster van de camping van harte wordt aanbevolen. De recensies zijn na afloop zeer verdeeld.
Woensdag 14 mei: Koroni (GR) – Gythio (GR)
Aan de overkant van de Golf van Messini gaat de Mani al twee dagen schuil in de wolken dus besluiten we naar Gythio te gaan. De route via Kalamata, Stoupa en Areopoli is in kilometers vast een kortere optie maar we hebben tijd zat dus kiezen we de route door het binnenland via Sparta. Het is een mooie rit.
We rijden door een prachtig landschap met half verlaten dorpen waar de muizen zo’n beetje dood voor de kast liggen en de plaatselijke kafeneion slechts 1 gammel tafeltje heeft. We kennen deze route nog niet en de spanning neemt gaandeweg wel wat toe: we rijden zo zoetjes aan op onze laatste druppels diesel en benzinepompen kom je hier in de bergen niet tegen. Maar de Goden zijn ons welgezind: vlak voor Sparta komen we weer op de snelweg terecht en kunnen we tanken. Dat vieren we met een frappé en een kaaspasteitje.
We rijden langs Sparta met op de achtergrond het majestueuze Taigethos-gebergte.
Veel is er niet overgebleven van het antieke Sparta. Het was geen ommuurde stad maar meer een conglomeraat van een aantal dorpen dat – door een strikte, hiërarchische inrichting van de samenleving – een belangrijke militaire macht vormde in de Oudheid.
We installeren ons voor een paar dagen op Camping Gythion Bay. Daar blijkt de boel in de afgelopen paar jaar gestaag doorontwikkeld. De toiletgebouwen zijn helemaal vernieuwd en er staan nog meer glamping-tenten. En natuurlijk worden de allermooiste plekken nu ook hier bezet door Duitse filosofen-op-wielen met Reise für dein Sterben, sonst reisen deine Erben-stickers op de achterkant van hun enorme campers.
Takis z’n taverna even verderop aan het strand blijkt gelukkig nog steeds in bedrijf.
Donderdag 15 en vrijdag 16 mei: Gythio (GR)
Er wordt op donderdag flink huisgehouden. De wasmachine gaat aan, het busje wordt schoongemaakt en kastjes opnieuw vol-getetrist. Het gaat allemaal op een gezapig tempo, want haast is er niet. En ook al staat er weinig wind, die was is in het zonnetje zo maar weer droog.
Op vrijdag is het weer opeens helemaal veranderd. De lucht is helemaal betrokken en kleurt vreemd oranje-bruin. Het doet ons denken aan een paar jaar geleden toen er zoveel natuurbranden waren. Toen had de hemel vaak ook zo’n vreemde kleur.Op de camping zelf is het windstil en bijna drukkend, maar we horen de golven met donderend geraas op het strand beuken. Het lijkt alsof het elk moment kan gaan onweren maar het blijft de hele dag droog.
In de avond kuieren we richting Takis. Zó hebben we het mooie strand nog nooit gezien.
De golven hebben nog een enorme kracht. Maar eerder op de dag zijn ze zelfs óver de ‘duintjes’ gespoeld, zien we.
Takis zet ons weer wat lekkers voor en aan ons tafeltje dicht op het strand genieten we van het natuurgeweld.
Na het hoofdgerecht volgt standaard een bordje fruit met loukomades met een ouzo’tje. Maar daarna moeten we samen ook nog een tsipouro drinken, vindt Takis. Met z’n vieren (de ober komt er ook gezellig bij) tikken we er een flinke weg. Het is een vrolijk afscheid.
Zaterdag 17 mei: Gythio (GR) – Lampiri (GR)
De ochtend brengt hemelsblauw met hier en daar een plukje wit. Er is niks meer te merken van de enorme wolk Saharazand die – zo lezen we op het Griekse nieuws – de Peloponnesos gisteren overspoelde.
Aan de boulevard van Gythio is het, zo rond half 11, nog helemaal niet druk. En dat op zaterdag.
Via Sparta en Tripoli willen we naar Kalavryta en vanuit daar naar Diakopto aan de golf van Korinthe: een flinke etappe, dwars door het binnenland.
En opeens: Ho, stop!
Langs de kant van de weg staat een imker met z’n koopwaar. Er staat een groepje Grieken bij hem in de rij en dat is altijd een goed teken.
De imker is het Engels niet machtig maar een Griekse klant vertaalt voor ons en we delen vrolijk mee in de proeverij van alle heerlijkheden. We krijgen ook nog een handje stuifmeelkorrels toebedeeld. ‘Eat!’ nodigt hij ons uit. ‘It’s the best protein in the world!’
We kopen een zak kamille (Good for tea!) en een grote pot tijmhoning die de imker met een houten lepel tot de nok toe vol schept.
Even later komen we langs de dierentuin van Kalavryta. Op de website staan juichende reviews over all happy animals. Maar wij hebben ook andere verhalen gehoord. En nu we van bovenaf het kale terrein omringd door roestige hekken zien liggen, zijn we toch geneigd vooral die te geloven. Dus een tip: hou die 9 euro entree p.p. maar in je zak, want wie wil nou langs klinisch depressieve ezels, mottige kippen en half-neurotische geiten sjokken? Met een beetje geluk zie je de Griekse boerderijdieren hier gewoon in het ‘wild’. En dan willen ze best even voor je poseren.
In Kalavryta brengen we een bezoek aan het monument dat de Massamoord van 13 december 1943 in herinnering houdt. Op die dag werd op deze heuvel (bijna) de hele mannelijke bevolking van 14 jaar en ouder uit de stad – als vergeldingsactie tegen het Griekse verzet – gefusilleerd. Slechts 5 overleefden.
De vrouwen en kinderen werden opgesloten in de school die vervolgens in brand werd gestoken. Ze wisten te ontsnappen door de ramen in te slaan. Kalavryta werd uiteindelijk door de Duitsers met de grond gelijk gemaakt.
Later werd de stad herbouwd maar Kalavryta staat nog steeds bekend als de Stad van de Weduwen.
We verdwalen weer een beetje en komen niet op de weg naar Diakopto terecht maar op de 31 richting Aigio. Een onvoorzien gelukje want deze route blijkt nóg mooier.
Met een grote camper of een caravan moet je hier zeker niet komen, want de weg – die je tot een dikke 1200 meter hoogte brengt – is smal en geregeld van Albanese kwaliteit. Het heeft recentelijk blijkbaar erg geregend: overal liggen keien op de weg waar we tussendoor moeten slalommen.
Maar móói dat het is!
Eenmaal weer beneden zetten we via de oude weg koers richting Lampiri.
Camping Tsolis heeft nog een mooi plekje voor ons met uitzicht op de Golf van Korinthe.
De beachbar is nog niet open maar het restaurantje al wel.
Dik tevreden rollen we ons busje in.
Zondag 18 mei: Lampiri (GR) – Plataria (GR)
De zon komt rond 06:30 uur mooi op achter de bergen aan de overkant van de Golf van Korinthe.
Om tien uur rijden we richting Rio. Als de brug in zicht komt, is ons rondje Peloponnesos rond.
Hup, over de tolweg richting het noorden. Dat schiet lekker op. In Preveza Lidl-en we voor een paar dagen boodschappen bij elkaar en dan gaat het richting Igoumenitsa.
Net buiten Preveza is de weg afgesloten en – lekker op z’n Grieks – word je daar niet van te voren op geattendeerd. Rechtsaf dan maar en dan rijden we opeens langs het opgravingsterrein van Nicopolis, de enorme stad die door keizer Octavianus werd gesticht na zijn overwinning op Marcus Aurelius en Cleopatra. Als je er langs rijdt, krijg je meteen al een indrukwekkend beeld van de grootte van de stad. We keren ter hoogte van het enorme Romeinse theater. Dit keer slaan we ‘m over maar Nicopolis staat zeker op ons lijstje voor een volgende keer.
Om bij de doorsteek naar de weg richting Igoumenitsa te komen, kachelen we eerst weer een stukje Preveza in. Bij Zeus, waarom zijn de Grieken toch altijd zo zuinig met omleidings-borden?
Rond half drie zijn we bij Elena’s Beach. ‘You are back!’ grijnst George. En daar staan we dan, heerlijk op ‘onze’ plek.
Maandag 19 t/m zaterdag 24 mei: Plataria (GR)
Het is altijd heerlijk relaxed hier. Er valt, afgezien van de prachtige baai en de kookkunsten van oma Katharina, weinig te beleven. Wie wat langer blijft, kan opschuiven naar een plek pal aan zee en ondertussen tetrist George er op de rest van de camping lustig op los met gasten die hier voor één nachtje neerstrijken van of naar de ferry in Igoumenitsa.
Het weer is deze dagen nogal wisselvallig. Zon en regen wisselen elkaar af. De wind steekt af en toe zo hard op dat we de luifel maar indraaien. Dan moet de spijkerbroek er zelfs even bij aan.
De helft van ons hijst zich op een zonnige, windstille middag heldhaftig in haar zwempak en dan is het – met een zeewatertemperatuur van amper 20 graden – toch heerlijk als je er eenmaal door bent. In de avond dansen de vuurvliegjes onder de luifel.
Igoumenitsa ligt zo’n 10 kilometer verderop. Na een rondje Lidl en een vergeefs bezoek aan de opticien (die tussen 14:00 en 18:00 uur dicht blijkt) strijken we neer op een terrasje aan de boulevard, vlakbij het terrein van de Kustwacht.
De veerboten van en naar Corfu lopen met regelmaat binnen en ook Superfast stoomt binnen om reizigers te lossen en te laden en vervolgens via Patras weer de oversteek te maken naar Italië.
Tegenover de taverna staat een bejaard Fins echtpaar met hun buscamper. We hebben altijd enorm respect voor Finnen in Griekenland. Wat zijn die ver van huis! My home is my castle is blijkbaar hun adagium want als ze hun busje binnen gaan, moeten eerst de zolen van hun slippers met een vegertje afgeborsteld worden. Op het terras, achter onze koffie na een lekker maaltje, houden we de adem in. Vast ter been zijn ze immers niet echt en we hopen maar dat ze met hun handvegertje niet van het opstapje zullen vallen. Dan moet de luifel nog schoongeveegd worden. Daar liggen alwéér afgevallen blaadjes van de platanen op. Op hun campingtafeltje staat – op het gebloemde kleedje – een tafellampje in de vorm van een caravannetje. Het is een ontroerend tafereel.
En ja hoor! Op zaterdag schijnt de zon en is het bijna windstil. Dat is heerlijk na een paar winderige dagen. Onze Duitse buren – met een enorme camper met aanhanger waarin hun scooter huist – vertrekken al vroeg. Na het betalen komen ze gedag zeggen. Ze klagen dat de camping ‘sehr teuer’ is. Hoe zeg je eigenlijk ‘sneu figuur’ in het Duits?
De Finnen vertrekken ook. Maar niet voordat alle ramen met een sopje en een trekkertje zijn schoongemaakt.
We dobberen ‘s middags heerlijk een poosje in zee. Morgen gaan we richting Albanië.
Eerst nog een keer genieten van de kookkunsten van oma Katharina. De helft van ons at van de week buiten de kaart om al een keer een heerlijke Giouvarlakia. En nu krijgt de andere helft een flinke zeebaars die door de keukenhulp uit een leefnet – dat aan de rand van de camping in zee hangt – wordt geschept. In een emmertje brengt ze ‘m naar de keuken. En dan duurt het even, maar wat wordt ze blij van zo’n heerlijk vers gegrilde vis-met-een-kopje die zwemt tomatensaus.
Zondag 25 mei: Plataria (GR) – Himarë (AL)
Het is half 11 als we – helemaal startklaar – aan de cappuccino zittenop het terras. George vertelt hoe hij 25 jaar geleden wel eens een paar dagen naar Sarandë ging. Met de ferry via Corfu. ‘The Albianan Rivera is the most corrupt part of the country!’ Ook waarschuwt hij ons de maximum snelheden aldaar niet te overschrijden omdat de politie het vooral voorzien heeft op buitenlandse toeristen. Haha, dat laatste is vast weer net zo’n sterk verhaal al toen die keer dat hij op z’n jetski op weg was naar Syvota en door de kustwacht van het water werd gehaald.
We nemen hartelijk afscheid. Tot volgend jaar!
Als we eenmaal boven bij de ingang zijn om water te tappen, rijdt een Zwitser met een grote caravan zich helemaal klem. Alles kraakt, schuurt en piept en er is geen beweging meer in te krijgen. De schoonmaakster rent naar beneden om George te halen. Hoe het afgelopen is horen we volgend jaar wel.
We rammelen door Igoumenitsa op weg naar de Lidl. Maar die is op zondag dicht. Omkeren dus maar weer en de stad weer in om een pinautomaat te zoeken. Die zijn er zat aan de boulevard, maar de parkeerplekken zijn schaars in het weekend. Dus dat is een heel heen en weer gerij want het is hier allemaal eenrichtingsverkeer. Daarna toch maar weer richting Lidl want daar schuin tegenover zit het tuincentrum waar we net als vorig jaar een mooie tuinpot kopen.
En vooruit: wéér terug richting boulevard want we zagen een supermarkt die wél open is.
Als de boodschappen gedaan zijn, staat naast ons een Isuzu geparkeerd met de laadbak vol rommel. Maar… tussen die rommel ligt een prachtig olijfolie-blik en op zo’n blik zit de bijrijdster al tijden te vlassen. Ze raapt al haar moed bij elkaar en spreekt de chauffeur aan. Hij spreekt geen Engels maar met handen en voeten en over en weer vriendelijk lachen wordt de transactie gemaakt: ze mag ‘m hebben.
Al met al zijn we dik anderhalf uur verder voor we Igoumenitsa weer uitrijden richting de grens bij Mavromati.
We krijgen van de Albanezen het Griekse uurtje weer terug, dat scheelt. Het is nog zo’n 100 kilometer naar Himarë en de route is prachtig.
Net zoals je na de grens meteen kunt zien dat je niet meer in Nederland maar in België bent, zo is het verschil tussen Griekenland en Albanië ook meteen duidelijk. De erven bij huizen zijn rommelig en veelal slecht onderhouden. Vullen de Grieken hun buitenruimte met alles wat groeit en bloeit, Albanezen lijkt het weinig te boeien. Ook ligt er hier veel meer afval in de bermen en zien we langs de weg vuilnis-dumpplaatsen die je in Griekenland in het verleden ook nog wel zag maar de laatste jaren eigenlijk nooit meer. Hier gaan kapotte koelkasten, roestige wasmachines en doorgezakte bankstellen nog gewoon over de klif.
Als je voor je uit kijkt, zie je dit:
Kijk je naar beneden, dan zie je dit:
De Albanezen hebben er zelf blijkbaar weinig last van want hoewel de wegen steeds beter worden, hebben we in al die jaren dat we in Albanië komen amper nog verbetering gezien wat betreft zwerfvuil.
Himarë is een stad die drijft op het toerisme. Het is er levendig druk. Een eindje buiten de stad ligt camping Moskato.
Op het terrein mag je zelf een plekje zoeken tussen de olijfbomen en het sanitair is tiptop in orde. We strijken neer op het terras tegenover de ingang voor een biertje en een wijntje en de helft van ons kijkt samen met de eigenaar nog even naar de laatste 10 rondjes van Max Verstappen in Monaco.
‘s Avonds eten we even verderop een heerlijke Albanese carbonara en pork chops. We verwonderen ons over hoe de boulevard er bij ligt. Niks lijkt af, alles is een rommeltje.
En dat is jammer. Want als je door de rommel heenkijkt, heeft het veel potentie en zou het met wat liefde en aandacht (of op z’n minst een plán) prachtig kunnen worden.
Maandag 26 mei: Himarë (AL) – Krujë (AL)
Als we om 10:30 uur willen uitchecken, staan er twee grote generatoren te bulderen bij de ingang van de camping. De stroom is uitgevallen. De eigenaar is er laconiek onder. Het gebeurt elk jaar, vertelt de eigenaar. Het plaatselijke stroomnet kan de toenemende vraag in het toeristenseizoen vaak niet aan. ‘But they do nothing to fix it.’ zucht hij hoofdschuddend.
We vervoegen ons weer op de SH8 richting Vlorë. Het is een mooie route met heel veel bochten en prachtige uitzichten over zee. In Vuno, een klein bergdorpje, wordt de weg even zó smal dat elkaar passeren eigenlijk niet meer mogelijk is. Maar een Albanees die de Griek die voor ons rijdt tegemoet komt, denkt dat het met een beetje uitwijken naar rechts best wel zal gaan. Een inschattingsfout want hij rijdt met z’n rechter voorwiel pardoes in een diepe afwateringsgoot die de weg van de huizen scheidt. Boem! Ho! De bejaarde Griek en onze chauffeur stappen uit om poolshoogte te nemen maar algauw komen uit allerlei hoeken en gaten Albanese jongeren toegestroomd die – aangemoedigd door hun vriendinnen – dit varkentje wel eens even zullen wassen.
En vindingrijk als de Albanezen zijn, hebben ze de auto zó maar weer op het juiste pad. Ze tillen met elkaar de kont van de auto wat dwarser op de weg zodat de achterwielen meer grip krijgen en dan gaat het voorzichtig in z’n achteruit terwijl ze met elkaar de voorkant een beetje optillen. Binnen no time staat ‘ie weer met alle 4 wielen op de weg. Gejuich en applaus. ‘Welcome to Albania!’ lacht een van hen naar ons als hij terug loopt naar z’n eigen auto.
Een paar jaar terug kon je alleen in Orikum komen via de Llogara-pas. We reden hem eerder: een van de allermooiste passen in Albanië. Maar nu is er een nieuwe weg klaar met een hypermoderne, kilometers lange tunnel. Als je die wilt vermijden moet je de borden volgen die je naar Llogara National Park leiden. Wij kiezen voor ons gemak en voor de tunnel en dan ben je, helaas zonder spectaculaire vergezichten wel lekker snel in Orikum waar de ‘Green Coast’ begint.
Al snel beginnen de alarmbellen hard te rinkelen.
En ja hoor… Hier wordt een prachtige kustlijn compleet naar z’n gallemiezen geholpen. We rijden kilometers lang langs bouwputten waar enorme hotels en appartementencomplexen uit de grond worden gestampt. We geven het nog een paar jaar en dan is in al dit toeristisch geweld de zee nauwelijks nog te zien. Behalve als je voor all inclusive gaat.
Vlöre is een uitdaging. Het is enorm druk in de stad met z’n vele rotondes en de Albanezen hebben een bijzondere opvatting over rotonde rijden. Hier betekenen ze niks anders dan grote ronde plakken asfalt waar alle verkeersdeelnemers – fietsers, brommertjes, voetgangers en bejaarden in scootmobielen incluis – zich vol overgave op storten. En dan is het dringen, duwen, toeteren en links en rechts inhalen geblazen om er zo snel mogelijk weer af te komen.
Na Vlorë kom je op de snelweg terecht. En natuurlijk steken we dan even aan bij zo’n megalomaan benzinestation. Dat is wel even iets anders dan de sneue pompen die je in Nederland treft.
Binnen glimt het marmer je tegemoet. Er staan twee obers in de startblokken klaar om je cappuccino’s en broodjes te serveren op het terras met loungebanken. Een andere medewerker bemant de pompen, iemand sproeit het gras en een schoonmaakster veegt het enorme terrein aan. ‘Is all oké?’ vraagt de ober als hij extra servetjes komt brengen. ‘I want to learn better English!’
En verder rammelen we langs de enorme lelijkheid van de route over Fier en Dürres. De westkant van Albanië is zeker niet de mooiste kant. Als je de schoonheid van het land écht wilt leren kennen, moet je weg van de kust richting binnenland.
Krujë is ons doel en we komen terecht op camping Krujavista die nog maar 2 jaar in bedrijf is. Wat is het hier mooi! De camping heeft maar 15 plekken, allemaal met prachtig uitzicht op de stad.
De kippen scharrelen vrij rond over het terrein en als de haan het op z’n heupen krijgt, zoekt een hennetje zomaar even asiel in je busje.
Terwijl de helft van ons na het eten onder de luxe regendouche staat, komt een oude baas langs met een fles raki. Hij wil met de chauffeur graag een glaasje heffen. Daarna vlijt hij zich neer bij de ingang om de wacht te houden. En ondertussen gaan de lichtjes in Krujë aan.
Dinsdag 27 mei: Krujë (AL)
In de middag rijdt a friend van de eigenaar voor om ons voor 5 euro naar het oude centrum van Krujë te brengen. Hij spreekt geen woord Engels dus de eigenaar legt ons de procedure uit: als we uitgekeken zijn in de stad, kunnen we hem bellen en dan zal hij de chauffeur bellen om ons weer op te pikken op het zelfde punt waar hij ons heeft afgezet. Simpel en doeltreffend. Vorig jaar in Gjirokastër ging het op een zelfde manier, dus zal het nu ook wel weer goed komen.
Krujë heeft wel meer overeenkomsten met Gjirokastër: ook hier bestaat het oude centrum uit een Old Bazaar en dat is natuurlijk een enorme toeristentrekker. Maar het is leuk om een poosje door de straatjes te kuieren.
Het aanbod verschilt weinig van dat in Gjirokastër: olijfhouten schalen, fleurige kommetjes, kleedjes, tapijten, beeldjes van Skanderbeg, de 15e eeuwse Nationale Held van Albanië, voetbalshirtjes, traditionele dameskleding, badhanddoeken en mokken met de afbeelding van Enver Hoxha.
Op een pleintje staat een busje met daarin een pinautomaat. Haha, dat hebben we nog nooit gezien!
We strijken neer op een terras voor een uitgebreide lunch. De helft van ons kiest voor Tavë Kosi, een traditioneel gerecht van lamsvlees dat in een saus van joghurt, rijst en eieren wordt gebakken.
Mwah… hij is er niet echt van onder de indruk en kijkt af en toe een beetje afgunstig naar de Shishkebab die tegenover hem op het andere bordje ligt.
Bij een kraampje tegenover het restaurant kopen we een heerlijk schepijsje. En ondertussen is het mensen kijken. Dat verveelt nooit.
Als we daarna nog ergens een frappé hebben gedronken, zijn we wel weer uitgekeken en bellen we naar de camping om te vragen of we weer opgehaald kunnen worden.
Zo’n ritje met een echte Albanees is een attractie op zich. Hij kent alle weggetjes hier natuurlijk als z’n broekzak en heeft een authentieke Albanese rijstijl dus racen we door de nauwe straatjes en de haarspeldbochten in een tempo waar Max Verstappen jaloers op zou zijn.
Woensdag 28 mei: Krujë (AL) – Skodër (AL)
De dageraad daagt al bijna als de helft van ons alweer voor het busje zit. Vannacht werden we tot een uur of twee wakker gehouden door 4 Roemenen. Ze kwamen in het donker aan. Twee koepeltentjes werden opgezet waarin de vrouwen al snel verdwenen. De mannen bleven tot een uur of 2 geanimeerd aan de klets en de drank tot er – luid rinkelend – een campingtafeltje omviel. Toen werd het snel stil.
De plaatselijke muezzin roept dwars door het kraaien van de hanen op tot het eerste gebed van de dag. We voelen ons beide niet helemaal fit. Hebben we ergens een virusje gehapt?
Tegen half 11 nemen we afscheid van de aardige jongeman die de camping bestiert. Hij helpt ons de smalle draai te nemen om weer op het weggetje te komen. We nemen hartelijk afscheid en hobbelen de berg af naar de doorgaande weg richting noorden.
Veel is er niet te vertellen over de route richting Skodër. Behalve dat hij enorm lelijk is. De weg ligt er op zich prima in maar het is één lang troosteloos traject langs gigantische Mobileri, benzinepompen, autobedrijven annex autokerkhoven, Baumarkets en autowasserettes. En die worden afgewisseld met talloze minimarkets en coffeebars die nog wel of niet meer in bedrijf zijn.
We strijken neer op camping Ljegenda. Een prima plek tegen het centrum van de stad aan met uitzicht op het Rozafa-kasteel.
De chef van het restaurant op de camping heeft nog steeds een naambordje op waarop in chocoladeletters CHEF staat vermeld. In de prachtige tuin is het nog steeds goed toeven.
Zagen we gister in Krujë ook al een groep Chinese toeristen, hier komen ze op een gegeven moment ook in grote getale het restaurant uit.
Ook al hebben we genoten van ons verblijf op de campings in Himarë en Krujë, eigenlijk zijn we wel een beetje Albanië-moe. Het land raakt steeds meer in de greep van het massatoerisme. Prachtige streken worden geasfalteerd en daar wordt een land nooit mooier van. Gelukkig hebben we in het verleden het redelijk authentieke Albanië nog een beetje leren kennen.
Maar hoe dan ook, de lichtjes gaan aan op de camping en dat gaat dan wel weer echt op z’n Albanees.
Donderdag 29 mei: Shkodër (AL) – Stolac (BiH)
Er wordt voor vandaag regen voorspeld, dus maken we ons snel uit de voeten richting de grens bij Hani Hotit. Algauw vallen de eerste druppels.
Een bezoekje aan Theth zit er ook dit jaar niet voor ons in. Meteorologisch zit het tegen: de Albanese Alpen gaan schuil achter de wolken, het regent boven, vandaag overdag is het er amper 8 graden en ‘s nachts een graad of twee.
In een minimarket langs de weg kopen we nog wat basic boodschappen en dan zijn we zomaar bij de grens.
Vlotjes gaan we Albanië uit en Montenegro in. Het doorkruisen van Podgorica duurt even. Op een aantal nieuwe rotondes is nog geen belijning aangebracht en dan zoeken de Montenegrijnen ieder gaatje op.
Achter Podgorica duik je de bergen in en dat is een prachtig traject. Voorbij Niksic pauzeren we langs de weg bij een coffeebar met uitzicht op het meer van Slano, een van de drie kunstmatig aangelegde meren die de waterkrachtcentrale in Perucica voeden. Het uitzicht is prachtig.
We hebben alle tijd om er van te genieten, want er staat naast bier en frisdrank alleen Turkse koffie op de kaart en die moet je heel langzaam drinken.
Ook de grens met Bosnië is een fluitje van een cent.
Zagen we in Griekenland geen enkele kudde op de weg, hier zien we er binnen een kwartier zomaar een stuk of 5.
En terwijl we al rijdend, aan de linkerkant van de weg een schattig klein moskeetje bewonderen, rammen we bijna de koploper van een kudde schapen die van rechts opeens vanuit het niets uit de bosjes komt. Poeh, dat scheelde echt niks! We hobbelen geschrokken verder, ons ondertussen afvragend wat je als schadeloosstelling zou moeten betalen voor een doodgereden schaap. Ja, het blijft oppassen geblazen!
Zo’n 25 kilometer voor Stolac ligt er opeens een gigantische open wond in het prachtige, weelderige landschap. Hier stampen de Chinezen in opdracht van de Bosnische regering een enorme zonne-energiecentrale uit de grond.
De oorspronkelijke weg is weg, je moet via een provisorisch aangelegd gravelpad over het uitgestrekte bouwterrein hobbelen, langs de barakken voor de Chinese arbeiders.
Het pad wordt geflankeerd door vrolijk wapperende Chinese vlaggen. Bringing energy to the world! juichen ze.
Later zullen we op de camping bij Stolac horen dat de lokale bevolking er veel minder juichend over is. Zij vrezen veel ecologische schade omdat de centrale koelwater nodig heeft waardoor de rivier de Bregava die zo prachtig door de stad stroomt waarschijnlijk z’n natuurlijke loop zal verliezen.
Maar nu het nog kan, genieten we na deze lange reisdag langs de oever van de rivier nog maar even heerlijk van een welverdiend biertje en wijntje.
Er is weinig veranderd op camping Heaven in Nature. Behalve 1 ding: blijkbaar heeft de eigenaar de bezem door z’n personeelsbestand gehaald want de Chef die tijdens ons vorige bezoek continue op z’n werkgever zat af te geven, is in geen velden of wegen meer te bekennen. Z’n plaats is ingenomen door een vriendelijke, vrolijke jongeman.
Morgen een dagje rust, want de chauffeur is snotverkouden.
Vrijdag 30 mei: Stolac (BiH)
Ook al rammelt er heel af en toe een vrachtauto over de doorgaande weg, verder is het hier ‘s nachts oorverdovend stil. Vandaag doen we lekker helemaal niks. Of nou ja, de was dan maar dat is het wel zo’n beetje. We koken ‘s avonds ons eigen potje met wat er nog aan boord is en dan liggen we er op tijd in. Niks beleefd, prima dagje!
Zaterdag 31 mei: Stolac (BiH) – Mostar (BiH)
Een lange reis staat ons vandaag niet te wachten. Het is vanaf camping Heaven in Nature maar 39 kilometer naar Mostar. Dus doen we lekker kalmpjes aan. Voor vertrek rekenen we af bij de behulpzame eigenaar. De kosten bedragen 18 euro per nacht (inclusief stroom en wasmachine) en dan is er nog de barrekening. Tijdens je verblijf mag je zelf frisdrank, bier en wijn uit de koelkast pakken. Op de bar ligt een klein opschrijfboekje waarin de kentekens van de gasten zijn gekalkt. Op jouw blaadje kun je turven wat je hebt genuttigd. High trust – waar vind je dat nog?
Om 12:00 zijn we al in Mostar. En als je zo vroeg bent, is de kans groot dat je nog een plekje vindt op Autocamping Old Bridge vlak tegen het oude centrum van de stad aan.
Goedkoop is het niet (je betaalt 40 euro per nacht) maar er zijn nette wc’s en douches en er is een beschaduwd terras voor de gasten met een prachtig uitzicht op de Stari Most, de beroemde brug die door de inwoners liefkozend De oude wordt genoemd.
De supermarkt ligt er recht tegenover, naast de Dönerkoning.
Binnen 5 minuten loop je midden in het toeristische spektakel. Want íedereen wil de brug met z’n spekgladde klinkertjes bedwingen.
Ook nu staan de plaatselijke brugspringers klaar: jonge mannen die de bijna 30 meter diepe duik vanaf de brug maken als ze van de toeristen genoeg geld in handen gedrukt hebben gekregen. Voor minder dan 50 euro gaan ze niet over de reling het diepe in en veel toeristen jutten elkaar op om ook een duit in het schaaltje te doen.
Eenmaal aan de overkant slenteren we langs de kraampjes met spiegeltjes en kraaltjes richting een restaurant voor het middagmaal. Op het terras heb je een prachtig uitzicht.
En dat vinden de grote groepen Aziaten ook. Ze lopen gewoon het terras op en schuiven nog net niet je bordje even aan de kant.
Na het eten nog een lekker schepijsje en dan dan lopen we over de brug terug richting het strandje waar de toeristen in de rij staan voor een vaartochtje van 10 minuten over de Neretva die onder de brug door stroomt.
Even balanceren over de provisorisch aangelegde loopplank en dan ben je via een steil pad zo weer bij de camper. Daar strijken we heerlijk in de schaduw neer op ons terrasje. Want potverdikkie, wát is het warm! ‘s Avonds tippelen we nog even naar de Dönerkoning aan de overkant van de straat.
Als je zo door dit pareltje van de Unesco werelderfgoedlijst kuiert zou je zomaar de recente, trieste geschiedenis van Mostar kunnen vergeten. In 1557 gaf de Ottomaanse sultan Süleyman de Grote opdracht tot het bouwen van een stenen brug. Negen jaar later was de bouwmeester Hajrudin klaar. Zijn meesterwerk zou meer dan 4 eeuwen lang de tand des tijds zonder problemen trotseren.
Tot 1993. Een jaar eerder had een meerderheid van de inwoners van Bosnië Herzegovina zich middels een referendum uitgesproken voor onafhankelijkheid van het toenmalige Joegoslavië. De Bosnische Serviërs accepteerden die uitslag niet. Dit leidde tot de Bosnische Burgeroorlog. Toen de gevechten Mostar bereikten, werd de historische binnenstad grotendeels verwoest waarbij meer dan 2000 doden vielen en op 9 november 1993 werd ook Stari Most in puin geschoten.
Later werden de brokstukken uit de Neretva gehaald en wat nog bruikbaar was werd gerestaureerd. In 2001 startte de reconstructie die door de Wereldbank en verschillende Europese landen werd meegefinancierd. In juli 2004 werd de brug feestelijk heropend.
Maar oude wonden blijven zoals overal in de regio ook in Mostar onder de oppervlakte sluimeren.
De nationalistische regering van Servië roept inmiddels weer op tot eenwording van alle Serven en onderhoudt warme banden met Rusland.
De klok slaat 09:01 uur als de chauffeur startklaar achter het stuurwiel zit terwijl de bijrijdster nog even 27 x controleert of het gas wel echt uit is. En – als ze dan éindelijk bijna ingestapt is – toch de deuren en ramen nog even extra moet checken. Een fijne reis! appt schoondochter. Op z’n minst vanaf Heerenveen! 😂
Het is grijs en regenachtig en via de radio worden we luidkeels gewaarschuwd voor maar liefst 10 minuten vertraging bij de grens bij Emmen wegens extra grenscontroles.
Die 10 minuten – die in 5 gepiept blijken te zijn – nemen we graag voor lief. Bij andere grenzen hebben we er immers wel eens meer dan twee uur over gedaan.
Het blijft maar regenen terwijl de kilometers en de Baustellen onder onze wielen door zoeven.
Na 18:00 uur komen we aan op de camperplaats in Kitzingen. Het is er drukker dan vorig jaar op deze dag maar we vinden nog een plekje bijna onder de brug waar blijkbaar niemand ooit wil staan. Lekker avontuurlijk, want vorig jaar stonden we hier ook.
En warempel, er piept na een lange reis- en regendag zelfs nog even een zonnetje door de wolken.
Vrijdag 25 april: Kitzingen (D) – Rakitje (HR)
Het heeft de hele nacht door gespetterd en bij het opstaan doet het dat nog steeds. Dus voelen we geen enkele aandrang om hier langer te blijven. De eitjes gaan in de pan en voor half 9 zijn we al weer op weg. Annie vindt blijkbaar dat we nu toch eens écht Kitzingen moeten gaan bekijken want ze weigert ons naar de Autobahn te brengen. We rijden feestelijk een kilometer of 11 heen en weer en rond en dan geeft ze zich over. De plannen voor vandaag zijn ambitieus: Camp Zagreb moet te halen zijn. En dat betekent 3 grenzen over:
Eerst Oostenrijk.
Dan Slovenië.
En als laatste de Kroaten die zich meteen na de grens werpen op het heffen van tol. De grensovergangen gaan gladjes. Tussendoor zorgen vooral de wegwerkzaamheden in Oostenrijk voor flink wat vertraging. We komen in de stromende regen iets na 19:00 uur aan op Camp Zagreb. De pannen gaan fluks op het vuur en de luiken vroeg dicht.
Zaterdag 26 april: Rakitje (HR) – Vranje (SRB)
We zetten een vroege wekker, springen onder de douche en mikken weer wat eieren met spek in de pan. Loodgrijze luchten en de regenbuien drijven ons naar het zuiden. Bij de grens willen de Kroaten graag even in ons busje kijken of we echt wel een camperbusje zijn. En hun Servische collega’s doen dat nog eens dunnetjes over. We slagen glansrijk.
Nu is het kilometers maken richting Belgrado. Daar heeft zich inmiddels een infrastructureel wonder voltrokken met dank aan de Chinezen. Het filerijden dwars door de stad is verleden tijd. Je zoeft nu er nu binnen no-time omheen en dat scheelt een hoop geduld en tijd. Power China!
En potverdikkie, begint het zonnetje warempel ook nog eens te schijnen!
Op Enigma is ons favoriete plekje nog vrij. We eten als vanouds weer heerlijk in het restaurant. Moe maar voldaan gaan we vroeg onder de wol. Een prima dagje.
Zondag 27 april: Vranje (SRB) – Kato Gatzea (GR)
We zijn niet eens zo heel vroeg uit de veren. De eerste vertrekkers staan al startklaar en de vriendelijke eigenaar zit al in zijn gloednieuwe kantoortje bij de ingang klaar voor een nieuwe dag. Mooi om te zien hoe hij camping Enigma blijft ontwikkelen. Hij bouwt aan 20 extra plaatsen. Het kleine zomerhuisje dat hij op het terrein heeft gebouwd voor zijn gezin (zodat hij in het hoogseizoen niet meer heen en weer hoeft te pendelen naar de stad) is klaar om te betrekken. En hij heeft dit seizoen weer een kok! Steeds meer vakantiegangers weten Enigma te vinden. We zijn blij dat de zaken nu weer zo goed gaan want in het verleden was het soms wel worstelen voor hem en z’n vrouw.
Het is iets na half negen als we afscheid nemen. We vervoegen ons bij het tolstation en verder zuidwaarts gaat het. Vanuit Vranje is het niet ver naar de grens met Noord-Macedonië.
De plaatselijke zwerfhonden en de Roma zijn er weer (of nog steeds) aan het bedelen.
Oma-met-de-rolstoel houdt zich redelijk gedeisd. Haar jongere, mannelijke compagnon tikt roepend en gebarend vasthoudend op autoramen. Tip: ramen dicht en stoïcijns voor je uit blijven kijken. Dan druipt hij wel af. Met opgestoken middelvinger. Dat dan weer wel.
Als we voor het Servische douaneloketje staan en onze paspoorten en aanverwante documenten al hebben afgegeven, komt er een meneer te voet langs. Hij heeft twee knalrode Zwitserse diplomatieke paspoorten bij zich en dan mag je blijkbaar voor. Binnen no-time staan er drie douaniers bij elkaar opgepropt in het hokje om te aanschouwen hoe dit mirakel wordt afgehandeld. De douanier in charge is blijkbaar nog niet dronken genoeg van dit professionele succes want als hij dan eindelijk aan ons toe is, moeten we de schuifdeur van ons busje opendoen en vraagt hij schaamteloos om een blikje bier. De bijrijdster geeft ‘m lik op stuk en hij verdwijnt weer in z’n hokje. Haha, dát hebben we nog nooit meegemaakt!
Zijn Macedonische collega stempelt – zonder om wederdiensten te vragen – een prachtig stempeltje in ons paspoort.
Op naar de Motorway Friendship die ons naar Griekenland zal brengen, dwars door een prachtig landschap.
We gooien als we vlak bij de grens met Griekenland zijn de tank nog maar eens tot de nok toe vol want goedkoper tanken dan in Noord-Macedonië kun je op deze route over land naar Griekenland helemaal nergens.
Om 12:30 uur zijn we bij de grens bij Evzoni. In drie en een halve dag zijn we naar Griekenland gereden. Een persoonlijk record!
De klok springt een uurtje vooruit.
Langs de tolweg is het tijd voor een frappé en een kaaspasteitje. En dan is het kilometers maken richting Volos.
Bij Agria gaan we linksaf de Pilion op en dan is het niet ver meer naar Camping Hellas.
Het is een hartelijk weerzien en we vinden een mooie plek met een prachtig voortuintje.
‘s Avonds eten we heerlijk bij de taverna. Bijna iedereen zit binnen. Buiten zitten alleen Nederlanders. De barman heeft een jas aan die wij in winters Lapland zouden dragen.
Donkere wolken pakken zich samen boven de bergen van de Pilion. Morgen wordt het beter, zeggen de weergoden. We gaan het zien. Maar hoe dan ook: morgen en de rest van de week doen we helemaal lekker niks!
Maandag 28 april t/m 30 april: Kato Gatzea (GR)
De vroege maandagochtend brengt een koele bries vanaf zee. De donkere wolken maken plaats voor een helderblauwe lucht en een stralende zon.
De oude olijfgaard waar we door het hek op uitkijken, behoort bij het huis bovenop de heuvel en de oude baas die in alle vroegte al luid rochelend op z’n terras zit, heeft blijkbaar besloten dat vandaag dé dag is om z’n landerijen met een bosmaaier te lijf te gaan. Daartoe heeft hij een professionele kracht ingehuurd die rond de klok van 09:00 voortvarend aan de slag gaat. De herrie is oorverdovend en gezien de omvang van het perceel vrezen we dat de beste man er waarschijnlijk wel een dag of drie voor nodig zal hebben om dit klusje te klaren. Hoe dichter de maaier ons busje nadert, des te nauwlettender de oude baas z’n werknemer in de gaten houdt. De helft van ons knoopt door het hek met handen & voeten een praatje met hem aan. Hij vindt het vandaag maar koud met die wind vanaf zee, wordt ons duidelijk en over en weer wordt vriendelijk gelachen. Als de maaier het deel van zijn perceel grenzend aan ons busje heel voorzichtig heeft gekortwiekt, sjokt de oude buurman zichtbaar tevreden weer omhoog richting z’n terras waar hij weer uitbundig begint te hoesten. En die maaier…? Dat is een absolute held op z’n vakgebied: binnen een paar uur heeft hij alles eronder.
Het zalig nietsdoen moet nog even wennen, maar als de helft van ons zelfs het fluitketeltje met de van thuis meegebrachte schoonmaakazijn heeft ontkalkt en de andere helft alle onderweg losgerammelde schroeven in het interieur weer vast heeft gedraaid, lukt het steeds beter. Helemaal als de wind gaat liggen, er een waslijntje is gespannen en de wijn en borrelnootjes op tafel komen.
Op dinsdag waait er een flinke, koude bries vanaf zee dwars onder de luifel door. De helft van ons kan eigenlijk niet wachten om ‘het wintergoed’ in de wasmachine te gooien maar de andere helft weigert halsstarrig om z’n spijkerbroek en vest te verruilen voor iets korters en luchtigers. En hij heeft natuurlijk ook helemaal gelijk. Het duurt niet lang voor de meteorologische optimiste onder ons zich rillend ook weer in iets warmers hijst. We eten ‘s avonds binnen in het restaurant. Na het eten we zitten we nog wel even lekker buiten op het terras aan zee. De wind is gaan liggen en de witte schuimkoppen zijn verdwenen. Dát belooft wat voor morgen, toch?
En inderdaad! Een stralend zonnetje en een kalmpjes kabbelende golven luiden de woensdag in. Nu de wind is gaan liggen, warmt het snel op. We ontbijten met lekker vers brood en koffie en dan geven we ons lekker neer in het zonnetje. In de middag kuieren we via het strand naar het dorp.
Het is er in deze tijd van het jaar – nu alle Pelion-appartments nog leeg zijn – aangenaam vertoeven op het terras van Taverna Skourgias aan de haven.
Een Griekse mevrouw gooit 3 oude broden in grote hompen in zee. De vissen schuiven massaal aan bij het feestmaal.
Nog even langs de plaatselijke supermarket voor een nieuwe voorraad kruiden en dan weer op huis aan.
Zaterdag 1 juni: Gornja Crvica (SRB) – Sremska Mitrovica (SRB)
Wat was het heerlijk stil vannacht, hier in de lommerrijke achtertuin. Rustig ontbijten, bakje koffie, nog een bakje… we doen het kalmpjes aan.
Tegen 10 uur nemen we afscheid van het vriendelijke echtpaar. Dit is zeker een plekje om terug te komen als we ooit weer eens in de buurt zijn.
We zijn nog niet toe aan het kilometer-vreten op de tolweg richting Zagreb en besluiten op ons dooie akkertje de Drina een stuk noordwaarts te volgen en dan via het binnenland richting Sremska Mitrovica te gaan.
Wat is het hier mooi! Buitenlandse toeristen komen we hier niet tegen. Dit stukje Servië is nog echt een onontdekte parel.
Uiteindelijk buigen we van de rivier af, het binnenland in. Landschappelijk is het minder mooi, maar we rammelen door dorpjes, stadjes en agrarisch gebied. Hier vangen we glimpjes op van het dagelijkse Servische leven.
Luid getoeter komt ons tegemoet. Ha! Een heuse trouwstoet! Dat wordt vast een gezellig feestje.
Voor we naar camping Zasavica gaan, doen we eerst nog even de supermarkt aan waar we altijd komen als we in deze contreien zijn. De bejaarde slager is er niet. Die is zeker vrij in het weekend. Maar de cevapcici is weer binnen.
Op camping Zasavica waait een nieuwe wind. Er is een nieuwe eigenaar: Call me Marko! Marko informeert even of we geen bezwaar hebben tegen muziek. ‘Now children party, tonight birthday for my working man!’ We laten hem weten dat we het allemaal prima vinden, als het maar goede muziek is. ‘Yes! Good Serbian music all night!’ Inchecken hoeft niet, zegt hij. De raki roept.
Er huppelen wel 50 kinderen over het terrein en de ouders zitten genoegelijk op het terras van het nieuw geopende restaurant. Marko brengt ons naar een plek zover mogelijk van het feestgedruis vandaan.
Als het kinderfeest voorbij is, duurt het niet lang voordat het feest voor de volwassen begint. Wij hangen – ter verhoging van de feestvreugde – onze Action-lampjes ook maar eens onder de luifel. En dan gaat het los. De barbecues worden in stelling gebracht. De zanger en de zangeres barsten los in Servisch gezang op een volume dat in de Ziggo Dome niet zou misstaan. De feestgangers genieten volop. Tot hoe laat het feest duurde, weten we niet precies. Maar zeker tot diep in de nacht. Uiteindelijk zijn we toch in slaap gevallen…
Het was een kort nachtje. Dus slaapt de helft van ons een beetje uit. Er is geen haast. De plaatselijke boer fietst langs met z’n koeien.
Marko is ook al bij de pinken, want de restanten van het feest (‘Was good party! Good music!’) moeten worden opgeruimd. Zonder ingecheckt te zijn, checken we weer uit. We schudden zijn hand en ‘Yes! We liked the music very much!’
Op naar de tolweg richting Zagreb. Rond half twaalf zijn we bij de grens.
Twee uur later rijden we Kroatië binnen. Poeh… dat was een aanslag op ons geduld!
En dan is het kilometers maken naar camp Zagreb. De lucht betrekt steeds meer. En als we de cevapcici op hebben, begint het te regenen. We liggen er, na het feest van gisteravond, op tijd in.
Maandag 3 juni: Rakitje (HR) – Aschau (D)
Het heeft de hele nacht geregend. Gelukkig wordt het rond een uur of negen even wat droger. Met een gebakken ei met spek achter de kiezen pakken we gauw de boel in. Die natte luifel wordt wel droog als we eind van de middag weer ergens zijn neergestreken.
We geven Annie de opdracht Thuis. Nog 1414 km, laat ze ons weten.
Kroatië uit, vignetten kopen voor Slovenië en Oostenrijk, Slovenië in… het blíjft maar regenen. Achter Jesenice duiken we de Karawankentunnel in. Nog 1212 km tot Thuis, meldt Annie. Als we aan de andere kant Oostenrijk in rijden, komt het nog steeds geregeld met bakken uit de hemel.
Maar even langs de snelweg naar de Burger King. Maar dit keer geen dubbele Whopper meer. Want vorig jaar moest de bijrijdster wel 80 kilometer lang achterin horizontaal bijkomen van dat enorme monster. Dit jaar houden we het bescheiden.
Nog 1012 km tot Thuis, tettert Annie als we bij de grens met Duitsland zijn. En die passage duurt even want al het verkeer moet ‘Hier einordnen!’.
En dan rijd je in slakkengang langs twee zwaar bewapende grenspolities. Die staan je stuurs te bekijken om in te schatten of je ervoor in aanmerking komt om onder de daarvoor bestemde tent je voertuig helemaal te uitpakken. Het blijft ons verbazen: als je vanuit het zuiden de grens met Kroatië bereikt, kun je meestal zonder plichtplegingen zó doorrijden. Terwijl je daar de EU weer binnenkomt. Deze taferelen zou je toch daar verwachten?
Hoe dan ook, het regent noch immer.
Voorbij de Chiemsee slaat Annie op tilt en waarschuwt dat we verderop in een enorme file terecht zullen komen die bijna 2 uur oponthoud geeft. Wat is wijsheid? We naderen het gebied waar gisteren de overstromingen waren. München gaan we toch niet meer redden. Dus dan maar naar Aschau, naar Wohnmobilhafen Alpen Camping. Daar hebben we vorig jaar ook een nacht gestaan en dat was een prima plek.
Dat het regengebied inmiddels naar het zuiden trekt, weten we dan nog niet. Maar daar komen we snel achter. Want de brandweer houdt het verkeer tegen omdat de weg naar Aschau onder water staat.
De brandweer staat het water weg te pompen. We mogen door. Op de camperplaats staan de middelste plekken inmiddels onder water.
Gelukkig vinden we nog een droge plek, vlak naast het toiletgebouw. Tijd om de weersverwachting maar eens even te checken, want het water stijgt toch wel snel.
De pannen gaan op het vuur. Spoelen we weg, dan in ieder geval met een volle maag. En ondertussen regent het maar door…
Na het eten ontvangen we een noodalarm.
We beginnen ‘m toch wel een beetje te knijpen. De wegen naar de Autobahn zijn inmiddels afgesloten, lezen we op het nieuws. Tegen middernacht schijnt de regen op te houden. Tot die tijd vertrouwen we maar op de Einzatskräfte.
Dinsdag 4 juni: Aschau (D) – Wetzlar (D)
In de loop van de nacht is het eindelijk opgehouden met regenen. En met de sirenes van de brandweer en aanverwante hulpdiensten die blijkbaar ook een (half)doorwaakte nacht hadden. We worden wakker met een waterig zonnetje en algauw zien we voor het eerst in dagen weer wat blauwe lucht.
Bijzonder, hoe al dat water in een paar uurtjes weer weg is. Na een simpel ontbijtje zijn we snel weer op pad. We zijn sowieso al geen ‘terugzwervers’ en met deze weersvoorspellingen al helemaal niet. Nog één tussenstop dus.
Camping Wetzlar heeft alles wat je van een Duitse camping verwacht: alles keurig binnen de lijntjes, mooi afgebakende plekken, een ‘beachbar’ zonder beach, in de ochtend afhaal- afbakcroissantjes voor €1,60 per stuk, brakke WiFi en starende blikken van mede-kampeerders zodra je je ook maar een stap buiten je busje waagt. Maar voor de liefhebber is deze kleine camping een prima adres.
Flink met de veger door het busje want de olijfbomen ruien in deze tijd van het jaar en alles zit onder de witte bloemetjes en het groene stuifmeel. Ook de luifel is helemaal groen uitgeslagen. Geeft niks. We krijgen vast nog wel een buitje regen één dezer dagen en dan spoelt de boel wel weer schoon. Tegen 10:00 uur nemen we afscheid van camping Hellas en gaan we richting Lamia. Over de tolweg, vooruit maar weer, want anders zijn we twee dagen bezig om in Delphi te komen. En ach, die dikke 20 euro tolgeld daar komen we ook wel weer overheen. Annie kan vanaf nu op vermijd tolwegen. Op de brug (of de ferry) richting Patras na dan. Maar dat is voor later.
Eerst duiken we achter Lamia de bergen in en dat is een prachtige route.
De brandweer staat al weer te posten op de uitkijk-punten. We hopen maar dat grootschalige bosbranden Griekenland dit jaar bespaard blijven.
In Itea is het een drukte van belang. Een parkeerplekje is moeilijk te vinden. Note to self: vermijd als het even kan het doen van boodschappen op Goede Vrijdag. Want de Grieken spoeden zich – met het Paasweekend voor de deur – massaal naar de supermarkt. In de plaatselijke My Market woedt een veldslag die te vergelijken is met het gekkenhuis rond Kerst bij ons. De dames slaan elkaar nog net niet met de enorme bossen verse dille – een belangrijk ingrediënt bij het bereiden van het traditionele paasmaal – om de oren. Dat de dille deze dagen flink in de aanbieding is, helpt ook mee natuurlijk. Bij de slagerijen staan rijen tot op straat. Lammeren worden uitgebeend en lamskoppen liggen in de etalages. Ook gaan de ingewanden van lammeren en schapen veelvuldig over de toonbank. Ze worden flink gekruid op een lange spies gestoken waarna de spies met darmen wordt ingerold en op de grill wordt geroosterd. Kokoretsi heet deze typische Paas-specialiteit.
Als onze buit ook binnen is, klimmen we omhoog richting camping Delphi.
Het is een hartelijk weerzien. Een drankje en een hapje op het terras en dan installeren we ons op onze plek met fenomenaal uitzicht.
Er waait een straffe westenwind over de Golf van Korinthe. Maar achter ons busje, in de luwte, is het prima vertoeven in het zonnetje.
Zaterdag 4 mei: Delphi (GR)
Het was een frisse nacht en ook vandaag blijft de wind flink waaien. In de loop van de ochtend trekken donkere wolken over de flanken van het Parnassos-gebergte. We houden het niet droog. Omdat de luifel niet uit kan vanwege de sterke wind, verhuizen we noodgewongen naar binnen. Een puzzeltje, wat lezen… het is een lange middag. Tegen de avond klaart het wat op en zien we tussen de wolken door af en toe de zon. We eten lekker in het restaurant met uitzicht op de bergen die – in het spel tussen schaduw en zon – van minuut tot minuut van kleur verschieten. Een uitzicht dat nooit verveelt. Morgen wordt het beter, verzekert Vasili ons, diep weggedoken in z’n jas. ‘It’s too cold!’
Zondag 5 mei: Delphi (Gr) – Glyfa (GR)
Vandaag is het Paaszondag, het hoogtepunt van de Grote Week. De Grieken spoeden zich naar familie en vrienden voor een dag van gezelligheid, zang, dans en overvloedig eten. Het openbare leven valt stil. Ook hier op de camping wordt de vlam al vroeg in de ochtend in de 3 enorme barbecues ontstoken.
Drie lammeren worden er straks geroosterd. En een dikke meter kokoretsi, vertelt Vasili ons. We zagen ze gisteravond al in de koeling liggen. Hij weidt graag uit over de eetgewoonten van vandaag. Er wordt alleen vlees gegeten. Geen groenten, geen rijst, aardappels of andere bijgerechten. ‘We only eat meat and drink. It’s the ancient way to avoid indigestion.’
We wensen hem en zijn familie Kálo Páscha en gaan op weg richting de Peloponnesos. We rammelen richting kust eerst nog even door Chrisso en ook daar zijn de voorbereidingen voor het feest in volle gang.
Dik een uur later betalen we, na een prachtige rit over de kustweg langs de Golf van Korinthe, €22,60 voor de tolweg over de Charilaos Trikoupis-brug die het vaste land van Griekenland met de Peloponnesos verbindt.
Voor dat geld zoef je Patra inmiddels een flink stuk verder voorbij dan vorig jaar. Blijkbaar zijn de Grieken van plan om de tolweg helemaal richting Pyrgos door te trekken. Links en rechts van de weg staan gloednieuwe viaducten verweesd in het landschap. Het zal vast nog flink wat jaren duren voordat dit project helemaal klaar is.
Fournia Beach is ons doel. Daar kampeerden we dik twintig jaar geleden ook al eens met de kinderen. Maar het hek zit dicht: zo vroeg in het seizoen hebben ze nog geen zin in gasten.
Jammer! We hadden graag gezien hoe de wereld er hier twintig jaar later bij ligt. Maar niet getreurd. Tien kilometer verderop ligt camping Ionion Beach. Komen we daar ook nog eens. De receptie is dicht, maar de slagboom staat gastvrij open. We zoeken zelf een plekje uit. Het restaurant en de market zijn gesloten. Aanmelden kan morgen wel, vindt de vriendelijke ober van de beachbar die laat in de middag toch nog open gaat. Hij herkent ons. ‘No check-in, so you stay a night for free.’ grijnst hij breed.
‘Ze herkennen je altijd aan je pet’, lacht de helft van ons vanachter een koel wijntje. Maar de andere helft houdt onder het genot van z’n Mythos vol dat het vooral door zijn aimabele persoonlijkheid komt.
Maandag 6 en dinsdag 7 mei: Glyfa (GR)
Het is altijd volop genieten van de luxe op Ionion Beach: een prachtig aangelegd terrein, mooie plaatsen, een uitgebreide market, een zwembad, een beachbar, tiptop sanitair, het strand… Dat maakt de camping tot een gewilde plek. Sommige campers staan hier wekenlang. En dan krijg je vanzelf een ons-kent-ons-sfeertje dat resulteert in groepen die gezamenlijk aan lange tafels in het restaurant eten, ‘s ochtends samen koffie drinken en met elkaar bij het zwembad of op het strand liggen. Hartstikke gezellig natuurlijk, maar niet echt ons kopje thee. Ons record op Ionion Beach is een dag of 10. En dat gaan we dit jaar niet breken. Als we op maandagavond in het restaurant zitten te eten, besluiten we woensdag weer te vertrekken.
Vlakbij staat een enorme Poolse camper. De Poolse mevrouw trekt zich het lot van de campingkatten nogal aan en serveert copieuze maaltijden blikvoer die ze bij onze plek – tegen de heg aan – op papieren bordjes opdient. Zelfs aan een teiltje water is gedacht. Lief bedoeld natuurlijk, maar nu bevinden wij ons dus op een hotspot die tientallen katten aantrekt. De poezen zijn allemaal krols en de katers ruiken hun kans. Hele gevechten worden bij en onder ons busje uitgevochten. Een getergde poes is alle aandacht van de mannelijke kunne helemaal zat en ontvlucht de me-too praktijken door via het voorwiel een schuilplaats in de motor van ons busje te zoeken. Daar blijft ze een hele poos zitten terwijl een stuk of 6 katers onder ons busje wachten op een nieuwe kans. Uiteindelijk weet ze te ontsnappen en zoekt ze haar heil in de boom.
Een vasthoudend typetje hoor, die rode kater…
Woensdag 8 mei: Glyfa (GR) – Archaía Olympia (GR)
Een heuse wereldreis hoeven we vandaag niet te ondernemen want Olympia ligt nog geen 50 kilometer verderop. Na de Paasdagen en de vrije dag van 1 mei – die lekker pragmatisch aan het Paasweekend blijkt te worden geplakt – neemt het openbare leven na 3 dagen weer z’n loop. De winkels gaan weer open en dus is het ook in de Lidl in Amaliada een drukte van belang. Grieken en toeristen gooien de karretjes vol en wij doen ook vrolijk mee.
Camping Diana in Olympia is vol. ‘But I want to keep you here!’ verzekert de vriendelijke uitbater en hij brengt ons naar een provisorische plek, helemaal onderaan het steile terrein. Echt mooi is het niet én superscheef maar vooruit, voor een nachtje zal het wel lukken. Terug bij de receptie raken we geanimeerd aan de praat met het Nederlandse echtpaar dat bij de Lidl naast ons stond geparkeerd. De Mythos en de wijn komen op tafel. Het frêle 96-jarige grootmoedertje van de uitbater – helemaal in het zwart gekleed zoals Griekse grootmoedertjes vaak gekleed gaan – drukt ons ondertussen alle vier wat citroenen in de hand en gaat dan op haar vaste plekje onder de veranda luid zitten bellen met haar smartphone.
In de middag dalen we vanaf de camping af naar het dorp. Het is een wandelingetje van nog geen 800 meter naar de enige winkelstraat die het dorpje rijk is. En de weg loopt steil naar beneden, dus je bent er zo. De archeologische opgraving ligt vanaf de winkelstraat 5 minuten lopen om de hoek. In een van de obligate toeristenwinkeltjes koopt de helft van ons een jurkje met spaghettibandjes. Volgens haar een absolute must-have ‘want anders loop ik straks met van die rare witte wielrenners-mouwtjes in m’n zwempak!’
Ijsje toe, iedereen weer tevreden. Het is nog een hele klim naar boven…
Donderdag 9 mei: Archaía Olympia (GR) – Archaía Epidavros (GR)
Even leek het nog een warme, broeierige nacht te worden maar de temperatuur is gezakt en als we ‘s ochtends buiten zitten met een bakje koffie is het zwaar bewolkt en vallen de eerste druppels. Gauw inpakken maar en op weg. We laten de opgraving toch maar voor wat hij is. Er staat tegen half 10 al een complete vloot touringcars bij het terrein, het regent en we hebben het immers al een keer gezien.
‘Laten we gaan bakken op Bekas!’ grijnst de chauffeur en dat betekent een rit van west naar oost, dwars door het adembenemend mooie Arcadië. In het binnenland van de Peloponnesos zijn weinig campings te vinden. Maar de natuur is overweldigend. Als je het authentieke, alledaagse Griekse leven wilt zien moet je hier zijn, weg van het – overigens zeer aangename – leven langs de uitgestrekte kustlijnen waar het toerisme welig tiert.
Geleidelijk klimmen we tot boven de 1100 meter. Hier in de bergen is het amper 13 graden en de Grieken hebben allemaal hun winterjas aan.
We rijden door een uitgestrekt gebied waar de hevige bosbranden uit het recente verleden het landschap nog duidelijk tekenen.
In Levidi maken we stop en strijken we in het centrum neer op een terrasje van een koffiehuis. Een groot canvasdoek schreeuwt trots dat ze in 2019 onderscheiden zijn voor the best coffee in Greece. Dat wordt vast een heerlijke cappuccino, want voor een frappé is het veel te koud. Het is een komen en gaan van Grieken die koffie halen of die driedubbel geparkeerd via het open autoraampje gezellig even bijpraten met de klanten binnen in het etablissement. We zitten de taferelen genoegelijk te aanschouwen.
Halverwege de middag komen we aan bij camping Bekas. Hopelijk is er nog een plekje vrij pal aan zee. En ja hoor! Heerlijk, hier blijven we een poosje. Morgen nog een dagje met wat minder weer, zegt de Griekse Weerplaza en dan wordt het beter. Laat maar komen, die zon!
In de koele nacht klotst de Golf van Aegina zó rustgevend op het strand pal voor ons busje dat de helft van ons – die de slaap meestal maar moeilijk kan vatten – zomaar 6 uurtjes onafgebroken in Morpheus’ armen ligt. De ochtend brengt grauwe lucht, regen, wind en woeste golven.
We starten de dag met koffie, een beschuitje met aardbeien en het lekkere brood dat in de mini-market te koop is. En verder zitten we het slechte weer onbekommerd uit onder het luifeltje. In de middag breken de wolken open en zien we het eerste stukje blauwe lucht van vandaag.
De helft van ons poetst ons busje van binnen schoon terwijl de andere helft een ommetje maakt. Later in de middag trekt de wind aan en staat opeens dwars onder de luifel. Die begint vervaarlijk te klapperen. We draaien ‘m voor onze gemoedsrust toch maar even in. Maar zoals voorspeld gaat de wind uiteindelijk liggen.
Morgen wordt een mooie dag
En inderdaad, elke dag schijnt de zon en komen er wat graadjes bij. We pootjebaden even. Maar brrr… het water is nog wel erg koud. De nieuwe stretcher, die we dit jaar voor het eerst mee hebben, wordt uitgeklapt en dan… bakken op Bekas maar!
Op zondagavond kuieren we langs het strand richting camping Nicolas. Maar de taverna daar is – net als op Bekas – nog dicht. De andere kant op dan maar richting Hotel Apollon, die zijn zeker open. Maar tot onze verassing is restaurant Aigialós – één deurtje verder – ook al in bedrijf. Daar kun je voor een schappelijke prijs altijd prima eten.
Ook de lieve terrashond die nooit schooit maar er wel gezellig bij komt liggen, loopt het water in de bek.
Op maandag schijnt de zon al vroeg uitbundig en is het al snel 25 graden. We willen wel eens even fan de pôle dus mikken we alles in de kastjes, nemen we nog even water in (want vannacht begon het lampje van de watertank vol overgave te knipperen) en rijden dan omhoog langs de kust. Het uitzicht op het stadje Epidavros is fenomenaal.
Er wonen in het hedendaagse Epidavros zo’n 2000 mensen. In de Oudheid schijnt dit gebied tienduizenden mensen te hebben gehuisvest. Dat is in 2024 nog maar moeilijk voor te stellen. Maar de strategische ligging, de beschutte baai, de natuurlijke, veilige haven tussen twee beschermende kapen en het vruchtbare achterland maakte dit stukje Griekenland uitermate geschikt voor massale bewoning.
We willen het stadje Troizina bezoeken.Want daar ligt de beroemde steen van de held Theseus die in deze contreien opgroeide. Wie z’n vader was, wist z’n moeder niet precies. Ze had immers tegelijkertijd romantische escapades beleefd met de God Poseidon en met Aigeus, de koning van Athene. Aigeus hield, naast een warm hart voor de moeder van Theseus, zijn hoofd koel. Hij vertelde haar dat hij in de buurt zijn zwaard en sandalen onder een steen zou verbergen. Als de boreling écht van zijn nageslacht was, zou de kleine bij het bereiken van volwassenheid sterk genoeg zijn om die steen op te tillen. En dan moest hij maar naar Athene komen om in de voetsporen van zijn heroïsche vader te treden. Het optillen van de steen bleek voor de 18-jarige Theseus een fluitje van een cent. Lang verhaal kort: eenmaal in Athene ontsnapte hij aan de moordneigingen van z’n stiefmoeder Medea, doodde hij op Kreta de Minotauros, trouwde hij met de Kretenzische prinses Ariadne en stierf, na een veelbewogen leven met veel heldendaden en evenzoveel bittere tegenslagen een roemloze verdrinkingsdood in zee, waarover Poseidon heer en meester is. Een echte Griekse tragedie dus.
Op de route naar Troizina staat de archeologische site goed aangegeven. Onderweg komen we nog een hijgende schildpad tegen.
We rammelen door Troizina, een echt authentiek Grieks stadje met straatjes die steeds nauwer worden terwijl de balkonnetjes van de huizen steeds verder over de weg steken. We staan even stil om onze kansen in te schatten: passen we hier wel door? Een oud vrouwtje komt naar ons toe. ‘Ola kalá?’ vraagt ze behulpzaam door het open raampje. Is alles goed? Ja hoor. Efcharistó polí! We hotsebotsen verder met mooie uitzichten op het dal.
‘Hier is het!’ grijnst de chauffeur en de bijrijdster springt meteen het busje uit. ‘Dit is de meest epische archeologische site die ik ooit in Griekenland heb gezien!’ schatert ze na een moment van stilte. ‘Als mensen ons nog eens vragen wat je in Griekenland beslist gezien moet hebben, stuur ik ze hierheen!’
De Devil’s bridge en aanverwante antiquiteiten laten we voor wat ze zijn en dwars door olijf- en sinaasappelgaarden hobbelen we weer naar de hoofdweg.
Op naar Kranidi gaat het want daar wacht de helft van ons een koninklijke missie.
Maar eerst strijken we neer op een terrasje in Galatás waar het pontje en de watertaxi’s druk heen en weer varen tussen het stadje en het eiland Poros dat op een steenworp afstand ligt.
Poros is erg in trek bij buitenlandse creatievelingen die er als zelfbenoemd artiest, kunstenaar, life-coach, yoga-specialist of pannenkoekenbakker aan de kost proberen te komen. Er flaneren heel wat Ibiza-hoeden langs onze frappé.
Langs de kust omhoog komen we langs de oude taverna waar we 2 jaar geleden schaamteloos afgezet werden door de bejaarde uitbaatster die ons 20 jaar dáárvoor heerlijke kotopoulo van de grill voorschotelde. Twee jaar geleden zaten er kopers met een makelaar en een tolk op het terras. Het etablissement is nu helemaal ter ziele en staat nog steeds te koop bij Geo Land, een vastgoedhandelaar die zichzelf in deze contreien enthousiast in de schijnwerpers werkt middels glossy, megalomane advertentieborden.
De helft van ons wil graag naar Kranidi vanwege de Lidl aldaar. De ‘royal Lidl’ noemt ze het want Willy, Max en de A-drietjes hebben vlakbij het dorp hun riante zomerpaleis. Ze heeft recentelijk een interview gelezen (of gezien, daar wil ze vanaf wezen) waarin Máxima vertelde dat ze erg begaan is met Nederlanders die elke maand de eindjes aan elkaar moeten knopen. En dat zij en Willy heus ook budgetteren. En dat het in huize Oranje dus ook wel eens ‘kliekjes-dag’ is. En dat de openbare opinie niet moet denken dat hun dochters zomaar alles kunnen krijgen wat ze willen en dat zij echt ook wel eens nee verkopen aan de kinderen. ‘Dus dan zal Max toch ook wel eens naar de Lidl gaan?’ mijmert ze er lustig op los. ‘Of haar privéchef? Of tenminste de jongste bediende uit de keukenbrigade?’
Als we aan de kassa staan met een volle kar zegt de chauffeur: ‘Potverdikkie, kijk! Daar heb je Máxima! Met een mondkapje op, ze is zeker incognito!’ Hij wijst naar een slanke vrouw met lange blonde haren die bij kassa 3 in de rij staat. En de royalty-watcher onder ons stinkt er natuurlijk ook nog in.
Terug op de camping maakt het warme weer al snel plaats voor wolken en harde wind. Ook dinsdag is het niet veel beter. Op Weerplaza lezen we dat het thuis dik tien graden warmer is dan hier aan de Saronische golf. Morgen verkassen we maar weer eens, besluiten we.
Maar als de zon woensdagochtend al vroeg stralend op ons busje staat, plakken we er toch nog maar een dagje aan vast. Maar het duurt niet lang voor de kille wind weer aantrekt, de wolken zich weer donker samenpakken en we maar weer naar binnen verhuizen. Wat is er toch met het weer aan de hand?!
We zijn op zoek naar mooi weer. En dat schijnt in het noorden te vinden te zijn. We bellen met camping Elena’s Beach, vlakbij Igoumenitsa. George verzekert ons dat er gauw vast een mooi plekje aan zee vrij is.
Al met al loopt het tegen half 11 als we de camping afrijden. We rammelen door het dorp richting Korinthe en werpen een laatste blik op de baai.
Het wordt een reisdag vandaag. We schampen een stukje tolweg langs Korinthe (snelwegen langs grote steden zijn in Griekenland altijd tolvrij) en rammelen dan over de kustweg langs de Golf van Korinthe richting Rio. Deze kustweg is heel anders dan de kustweg aan de overkant van de Golf. Wordt die laatste gekenmerkt door prachtige uitzichten, bergen en natuurschoon, hier rijd je tot aan Akrata eigenlijk door één langgerekt bewoond gebied. Maar dat heeft ook wel wat, want we hopen ergens een pita gyros te kunnen scoren. Helaas, dat zal niet lukken. Het toeristenseizoen is hier nog niet losgebarsten. Zou het aan het weer liggen? Het is immers al half mei. Hoe dan ook, we bakken maar een eitje onderweg terwijl de regen af en toe op ons busje tikt en we uitkijken op het water met witte schuimkoppen.
Camping Tsolis heeft altijd wel plek. Het is een gewilde camping bij vakantiegangers die de ferry in Patra moeten halen. Je kunt er prachtig staan met uitzicht op zee. De faciliteiten zijn dik in orde. Vanwege de harde wind kiezen wij dit keer een plekje uit aan de andere kant van het terrein, vlakbij de receptie. We staan dicht bij de weg, maar ach, veel last zullen we daar vannacht wel niet van hebben.
Vrijdag 17 mei: Lampiri (GR) – Plataria (GR)
Vanaf de camping is het een kleine 20 kilometer naar de brug bij Rio.
Matrixborden waarschuwen voor harde wind: Strong winds. Reduce your speed. En inderdaad, het wordt een ritje waarbij de handen ferm aan het stuur moeten en de wind op de zijkant van ons busje beukt. Poeh… dit hebben we hier nog nooit zo meegemaakt! We halen opgelucht adem als we aan de overkant zijn.
Dwars door het binnenland rijden we richting Astakos. We schampen het National Park bij Mesolongi, beroemd om z’n zoutpannen en flamingo’s. Het is nog bewolkt, maar de temperatuur wordt steeds aangenamer.
Er florerend is dit stukje Griekenland niet. De dorpen zijn rommelig en er is veel leegstand. Ook hier staat betonnen casco’s verweesd in het landschap. Je ziet ze overal in Griekenland. Een paar jaar geleden werd een wet aangenomen die de ongebreidelde bouw van huizen en hotels aan banden legde in een poging toch íets aan ruimtelijke ordening te doen. Anticiperend op die wet én de mazen erin, bouwde menige grondbezitter die het zich kon veroorloven alvast maar een casco op z’n grond. Afbouwen mocht dan altijd nog. Maar zo te zien, is het daar tot nu toe lang nog niet altijd van gekomen. Vaak staat er Poleitai op de betonnen karkassen gekalkt: Te Koop!
Als we Astakos hebben bereikt, schijnt het zonnetje en is het 26 graden. Eíndelijk mooi weer! Het is een charmante kustplaats. We parkeren langs de boulevard en strijken neer bij zo’n heerlijke, authentieke taverna waar ze de frappé in Heineken-glazen serveren en de uitbater letterlijk door het etablissement rent om de locale Grieken te voorzien van schalen zeebanket.
Erg toeristisch is het hier niet. De enige toeristen die we zien zijn een groep Amerikanen die bepakt en bezakt bij het haventje staan te wachten op de veerboot die hen naar Kefalonia of Ithaka zal brengen. We kopen wat lekkers bij de plaatselijke bakker en eten dat in het zonnetje op een bankje met zeezicht op.
De kustweg omhoog naar Mytikas is prachtig. We maken een stop om van het uitzicht te genieten.
Tegen de rotsige bergwand achter ons staat een koe loom over zee uit te kijken. Aan de bellen te horen is ze niet alleen.
Er komt een Griekse pick-up truck de parkeerplaats oprijden. Langzaam rijdt hij vooruit. Langzaam weer een stuk achteruit. En dan weer terug. Wat is zijn bedoeling? Als de 3 inzittenden uitstappen, beginnen ze te zwaaien, te roepen en te fluiten. De koeien op de bergwand kijken meteen om, formeren zich en sjokken in een rij weg. Nu snappen we het: het is de boer die z’n vee naar huis haalt.
Tegen half vier zijn we bij camping Elena. We schudden hartelijk handen, installeren ons tegenover de taverna en dan is het tijd voor koude Mythos en koele wijn. Ook hier staat een straf windje. Maar dat is bij dik 25 graden prima. We eten ‘s avonds als vanouds lekker want oma kookt nog steeds.
Zaterdag 18 mei t/m donderdag 23 mei: Plataria (GR)
Zaterdagochtend om 08:15 uur staat George al bij ons busje. Er komt zo meteen een plek aan zee vrij. Mooi! Er vertrekken meerdere gasten. Veel kampeerders brengen hier een laatste paar dagen door voordat ze in Igoumenitsa de ferry naar Italië nemen. Dat zo meteen duurt echter nog wel even, want ze doen er bijna 4 uur over om al hun spullen, de peuter en de baby weer in hun busje te krijgen. Eindelijk kunnen wij de buitenboel alvast naar onze nieuwe plek verhuizen en tuffen we de 10 kilometer naar Igoumenitsa voor een rondje Lidl. Daar ligt de ferry al aangemeerd.
Bij de ferry-terminal haalt de brandweer een transport-busje leeg. De chauffeur heeft zeker brandbare stoffen aan boord die de ferry niet op mogen.
Terug op de camping gaat het luifeltje uit. Laat het luieren maar beginnen! We koken ons eigen potje. Na het eten steekt er opeens een harde wind op. Met moeite – en wat hulp van de vriendelijke Duitse buurman – krijgen we de luifel toch nog ongeschonden weer opgerold. Er trekt een flinke bui over ons heen. Maar het voorspelde onweer blijft gelukkig uit.
Als de helft van ons de volgende ochtend een broodje gaat halen, is het restaurant in duister gehuld. George zit binnen, gewapend met een zaklampje. De stroom is uitgevallen. Niet alleen op de camping, maar ook verderop in Plataria. Haha, we zijn benieuwd hoe lang dit euvel gaat duren. Zijn de Grieken door de week al niet zo snel, in het weekend neemt het tempo meestal nog een paar tandjes extra af. Maar er is brood en dus ontbijt en we schakelen onze stampvolle koelkast over van elektriciteit naar gas. Op ons dooie akkertje doen we een (af)wasje en daarna vlijen we ons neer aan de waterkant. We dobberen zelfs nog even met ons netje-bedje in zee. Het zeewater is hier flink warmer dan bij Bekas. Nog wat fris, dat wel, maar als je er eenmaal door bent is het heerlijk bij de 30 graden die we vandaag makkelijk halen.
De plastic doppen from hell zijn hier ook doorgedrongen al vind je in supermarkten ook nog zat flessen en flesjes met een losse dop. Statiegeld heffen is nog een brug te ver. Dus gaan de petflessen met vaste dop en al – hoppá – gewoon bij het reguliere afval. George doet op de camping ook een poging tot afvalscheiding: naast de afvalbakken staan kratjes, bedoeld voor glazen flessen en potjes. De gasten houden zich hier keurig aan. Maar z’n oude vadertje, die ‘s ochtends vroeg de borders sproeit en overdag de afvalbakken leegt, mikt het glaswerk gewoon linea recta bij het andere afval. Geen nieuwerwetse polonaise hier, zie je hem denken.
Kort na de middag is de stroomstoring verholpen. ‘s Avonds kookt de mama van George weer: feta uit de oven met brood, souvlaki, gestoofde kip en snijbonen in tomatensaus. Smullen!
De dinsdag brengt dik 30 graden en wind van zee. We draaien de luifel in en rijden rond de middag via Plataria naar Syvota, zo’n 12 kilometer verderop. Achter Plataria klimmen we langs de kaap omhoog en hebben vanaf de plek waar in de zomer de brandweer altijd staat te posten een mooi uitzicht op de baai.
Syvota zal ooit een mooi stadje geweest zijn maar is hopeloos verstrikt geraakt in de houdgreep van het toerisme. De haven ligt vol grote jachten en huurboten (No license needed!). Proppers proberen je het terras op te krijgen en de winkelstaatjes zijn een aaneenschakeling van toeristenwinkeltjes die allemaal dezelfde meuk verkopen.
Er flaneren hier veel Britse toeristen die de vooroordelen over Britse toeristen eigenhandig tot feiten upgraden: mannen met dikke, witte ontblote bovenlijven en dames die, zwaar in de make-up, hun ware kledingmaten ruim onderschatten en zelfs in bikini over straat lopen. Je kunt van alles van de Grieken vinden, maar in de openbare ruimte zullen zij nóóit zo gekleed gaan. Zelfs in tavernes aan het strand trekken ze altijd even iets over hun zwemkleding aan voordat ze aan tafel gaan. In een achteraf-straatje scoren we bij een vriendelijke Griek eindelijk onze pita gyros.
We hebben de dienstregeling van de veerboten naar en van Igoumenitsa niet helder op de bril, maar op maandag en woensdag is George ‘s ochtends en ‘s avonds druk in de weer met gasten die vertrekken en arriveren. Hij tetrist er lustig op los: wie wat langer blijft, kan opschuiven naar een plek pal aan zee. Het is dan spitsuur en we bekijken de placering met (leed)vermaak aan. We kennen George inmiddels een beetje en weten dat hij weinig geduld heeft met chauffeurs die zijn aanwijzingen bij het inparkeren niet opvolgen. En nog minder met de dames die dwars door zijn aanwijzingen heen hun man door het open raampje toeroepen dat de camper ‘echt niet onder die boom door kan!’. Want als George zegt dat het kan, kan het echt. ‘Are you listening to your wife or to me?’ roept hij dan. Soms luisteren ze naar hem. Maar soms ook naar hun vrouw. En dan loopt hij hoofdschuddend weg.
Morgen gaan we naar Albanië.
Maar eerst nog even zwemmen en genieten van de kookkunsten van oma Katerina.
Vrijdag 24 mei: Plataria (GR) – Gjirokastër (AL)
Rond half 10 staan we klaar voor vertrek. George fuift op een laatste cappuccino. ‘Baker-man, next year you make crème brûlee for us in our kitchen!’ grijnst hij. Het is een hartelijk afscheid.
We spoeden ons naar Igoumenitsa voor wat contante euro’s en wat boodschappen. Of nou ja spoeden… we nemen ook nog even de tijd om bij een tuincentrum te kijken. Bij de grens geven de Albanezen ons immers toch een uurtje terug. We scoren weer een mooie pot voor in de tuin.
Tegen kwart over de twaalf zijn we bij de grens bij Mavromati. Zonder internet problems gaat de grenspassage dit keer heel vlot. Binnen 5 minuten zijn we in Albanië. Zonder stempel. Maar ach, je kunt niet alles hebben.
Dwars door het binnenland rijden we. Een prachtige route door dun-bewoond gebied. De weg is opnieuw geasfalteerd met blinkend witte belijning en glimmende, nieuwe verkeersborden. Ze maken er de laatste paar jaar wel werk van, de Albanezen. Het valt ons ook op dat er veel minder zwerfafval in de bermen ligt dan in voorgaande jaren. Zouden ze wat dat betreft ook het licht beginnen te zien? Albanië is al 10 jaar kandidaat-lidstaat van de EU. Twee jaar geleden begonnen de toetredings-onderhandelingen. Het belang is groot. Er zijn nog heel wat hordes te nemen voor ze echt zullen kunnen toetreden. Met name bestuurlijke corruptie blijft een hardnekkig probleem.
Dat het toerisme inmiddels booming is in Albanië merken we maar weer eens als we camping Family vlak buiten Gjirokastër oprijden. Vijf jaar geleden werd de camping geopend. We worden meteen hartelijk verwelkomd bij ons busje, de prijs per nacht wordt genoemd (20 euro inclusief stroom, supersnelle WiFi én gratis gebruik van de wasmachine) en verder geen gedoe met inschrijven en paspoorten. Het sanitair is supermodern en brandschoon. We kunnen nog een plekje vinden en algauw loopt het terrein helemaal vol. Die gratis wasmachine laten we natuurlijk niet aan ons voorbijgaan en we gooien ‘m tot aan de nok toe vol. Was wel ook wel weer even nodig! Het apparaat doet dik twee uur over een was. Zon en wind wapperen de boel in een half uurtje droog.
Op internet lezen we de recensies over deze prima plek. Iemand beschrijft dat het niet lukte om van de wasmachine gebruik te maken omdat die bezet was. Hij had daarom korting op het staangeld geëist. Dan ben je toch wel van het padje af, lijkt ons. Ga je diep, heel diep schamen…
Natuurlijk eten we ‘s avonds in het restaurant op de camping. Een menukaart is er niet. De vriendelijke uitbaatster heeft een blocnootje waarop ze de gerechten heeft geschreven. Er wordt ons een heerlijk, overvloedig maal voorgezet met rijkelijk wijn, bier en koffie toe. We betalen 39 euro.
De toiletten bij het restaurant zijn 5 sterren waard. En waarom zou je ook handdoek-automaten ophangen als je het ook zo kunt oplossen?:
Binnen een jaar of 5 loopt Albanië waarschijnlijk helemaal in de pas van het Europese toerisme. Dan zal niemand meer kunnen zeuren over gratis wasmachines die steeds bezet zijn of over wc’s-zonder-handdoekjes. Of over restaurants zonder menukaart. Want die zijn er dan niet meer. En dat is eeuwig zonde.
Zaterdag 25 mei: Gjirokastër (AL)
Op camping Family is iedereen al rond 07:30 uur uit de veren. Er wordt massaal vertrokken, zuid- of huiswaarts. Wij doen het rustig aan, halen een brood bij het restaurant en ontbijten op ons dooie akkertje. De sinaasappels die we in Griekenland kochten, zouden wegens hun uiterlijk de schappen van de Nederlandse supermarkt waarschijnlijk niet gehaald hebben maar zitten boordevol sap. Vier van die kleintjes zijn goed voor twee volle glazen.
We doen nog een klein wasje en dan lopen we tegen half twaalf naar het restaurant. De zoon des huizes rijdt ons voor 5 euro naar Gjirokastër. Het is een vriendelijke jongeman die het Engels goed beheerst. ‘When you are ready, call me. I will come in 5 minutes!’ verzekert hij ons wanneer hij ons vlak bij het oude centrum af zet.
Ten tijde van het regime van Enver Hohxa – die in Gjirokastër werd geboren – was de stad vooral berucht door de gevangenis voor politieke dissidenten. Die stond bekend als de meest brute van heel Albanië. Wie in Gjirokastër achter de tralies verdween, kwam nooit weer terug. Nu staat het oude centrum op de Unesco werelderfgoedlijst en is het een toeristische hotspot.
Bij busladingen vol worden de toeristen aangevoerd. En in de smalle straatjes die berg-op, berg-af langs de toeristenwinkeltjes in the old bazaar kronkelen, ben je als gids in al die drukte soms zomaar even je groepje kwijt.
Wij strijken centre-ville neer op een terrasje. Cappuccino, koude cola en mensen-kijken maar. Dat verveelt ons nooit. Het kleine pleintje voor het winkeltje dat enthousiast adverteert dat er binnen een old well valt te bewonderen, is een verzamelplaats voor groepen en instagrammende stelletjes. Gelukkig heeft de gids z’n klanten ook weer gevonden.
De winkeltjes bieden allemaal hetzelfde aan: vloer- en tafelkleedjes, houten lepels, ‘authentieke’ Albanese vilten hoedjes die je op Calimero doen lijken als je ze op je hoofd zet, tassen, voetballen, bontgekleurd aardewerk, plastic vliegtuigjes, geurkaarsjes in potjes, kussenhoezen… de koopwaar vindt gretig aftrek.
De plaatselijke imam roept ondertussen vanuit de moskee op tot het middaggebed. Veel werk maakt hij er niet van. Binnen twee minuten is hij klaar. We hebben ook niet het idee dat er veel animo is voor z’n oproep.
Het recente verleden wordt ook levend gehouden. Aan de rand van de bazaar kun je militaire uniformen en aanverwante parafernalia uit de tijd van Enver Hohxa kopen.
Op het terras van een restaurant vlakbij de nieuwe parkeergarage die al bijna af is, lunchen we met kip, rijst en Albanese spaghetti carbonara. De jongste bediende – een ventje van een jaar of twaalf – verongelukt bij het afruimen met een dienblad vol vuile borden en schalen. Maar hij houdt de moed er in en veegt de scherven keurig op.
Na de lunch bellen we naar de camping en algauw pikt de zoon ons op bij het Griekse consulaat. Dit keer niet in het oude, grijze Opel Kadetje van z’n moeder maar in een glanzend zwarte Mercedes. Hij brengt ons veilig weer thuis.
Zondag 26 mei: Gjirokastër (AL) – Berat (AL)
Vannacht viel er een kortstondig buitje, gepaard met wat doffe donderklappen en wat flitsen in de verte. Veel meer was het niet. We zijn al weer vroeg op pad. Lange tijd volgen we de rivier Aoos, die in Griekenland in het Pindos-gebergte ontspringt, in Albanië Vjosë heet en uiteindelijk in de Adriatische Zee uitmondt.
Onderweg komen we een ongeval tegen: een Albanees heeft de neus van z’n Mercedes in de zijkant van een Nederlandse caravan-combinatie geplant. Er is een ware politiemacht op de been en er zijn al verschillende campers gestopt om morele bijstand te verlenen. Dus rijden wij maar door. Maar wat moet dat een vreselijke ervaring zijn. We zijn er een paar kilometer stil van.
Achter Fier gaan we de snelweg af om de archeologische site Appoloni te verkennen. Er staat een leger touringcars op het kleine parkeerplaatsje opgesteld. Dus bewaren we dit pareltje maar voor een andere keer. En dan niet op een zondag…
De ontvangst op camping Riverside in Berat is heel vriendelijk. De uitbater doet enorm z’n best voor z’n klanten. Als welkom krijgen een bordje fruit met een perzik, een appel en een sinaasappel. Als we geïnstalleerd zijn op het lager gelegen gedeelte (met de bips van ons busje in de boomgaard) komt z’n vrouw even later vragen of we echt wel tevreden zijn met ons plekje. Nou, zeker hoor! We zitten heerlijk in de schaduw met onze voeten onder een limoenboom. Hoe mooi kun je het hebben?
In de minimarket even verderop adviseert de eigenaresse ons uitgebreid over Albanese wasmiddelen en kopen we sjashliks en zelfgemaakte kersenjam. All organic!
In toeristische gebieden schieten de prijzen omhoog. Ook in de plaatselijke supermarkten en minimarkets. Voor Noord-Europese toeristen betekenen die prijsstijgingen relatief weinig voor de portemonnee. Maar voor de gemiddelde Albanees in die gebieden worden de dagelijkse boodschappen bijna onbetaalbaar. Het is de wrange keerzijde van de groeiende toeristen-industrie.
Vlakbij onze plek staat een groene kliko. Voor ons niet zo bijzonder, maar in Albanië zie je ze eigenlijk nooit. De aanschaf ervan zal wel een diepte-investering zijn geweest, want zodra er iets in wordt gegooid, komt een medewerker van de camping meteen in actie: de bak wordt geleegd, er gaat een nieuwe vuilniszak in en de buitenkant wordt weer helemaal gepoetst.
‘s Avonds jagen onweer en regen ons naar binnen.
Maandag 27 mei: Berat (AL)
Berat staat bekend als de stad met de 1000 vensters. En dat slaat voornamelijk op het oude, historische centrum dat op de Werelderfgoedlijst staat en wel een bezoekje waard schijnt te zijn. Vanaf de camping is het ‘ten minuten walking’ vertelde de vriendelijke eigenaar gisteren. En daar vertrouwen we 100% op want gisteren zat hij er met de afstand naar de minimarket ook niet ver naast. Maar haast hebben we niet, dus eerst koffie, ontbijt en een potje lanterfanten onder de luifel want het zonnetje staat alweer stevig te stralen. Het is voorbij de klok van 11 als we vanaf de camping linksaf slaan en richting centrum lopen. De campingbaas heeft de afstand keurig ingeschat.
Het oude centrum van Berat bestaat uit 3 gedeeltes: Kalaja (de kasteelheuvel), Mangalem (het islamitische deel) en Gorica (het christelijke deel). De rivier Osum stroomt er dwars door heen.
We starten de sightseeing op de linkeroever van de rivier. Om daar te komen, moeten we een oude brug over en dat duurt even want we belanden midden in een groep Friezen die met een touringcar in 10 dagen Albanië, Montenegro en Bosnië bezoeken om daarna vanuit Zagreb terug te vliegen. Ze zijn zeer verheugd dat ze ons treffen en vragen ons het hemd van het lijf: of we die-en-die ook kennen in Leeuwarden, of we hier echt met een camper zijn, of het allemaal wel een beetje veilig is in deze contreien en waar we verder geweest zijn en nog naar toe gaan. Ondertussen staat een Koreaanse toeriste met een enorme fotocamera te gebaren dat we haar uitzicht op 358 van de 1000 vensters staan te blokkeren en of we alsjeblieft aan de kant willen gaan. Ze moet maar even geduld hebben want als Friezen-om-útens in Albanië heb je heel wat bij te praten, toch?
We maken een ommetje door de wirwar van nauwe straatjes in Gorica en dat is met al die gladde klinkertjes nog best oppassen geblazen.
Maar mooi is het wel!
Langs de rivier lopen we naar de tweede brug, richting Mangalem.
Vanaf de brug heb je mooi uitzicht op de islamistische wijk.
Dit gedeelte is bruisender en heeft (bij de brug rechtsaf) een mooie promenade langs het stadspark waar groepjes bejaarde mannen zitten te schaken en een monnik in een bruine pij onder de bomen een groep kinderen godsdienstles geeft. We strijken er in de schaduw neer op een terrasje. De ober verjaagt met een plens water een oude zwerfhond van het terras. Gelaten sjokt hij een eindje verderop.
Stipt om kwart voor 1 klinkt de oproep tot gebed vanaf de moskee.
Voor ons is het een oproep tot de lunch. Maar eerst scoren we in de plaatselijke Conrad nog een zak gedroogde dille en een pot ajvar.
Langs de oever zijn verschillende restaurantjes met smalle terrasjes. We kiezen er een uit die nog een tafeltje met schaduw heeft, want het is erg warm en broeierig.
Voldaan gaan we weer op huis aan. Als het handwasje aan de lijn hangt, begint het te regenen en te onweren. Maar onder het luifeltje is het prima vertoeven. En na regen komt gewoon weer zonneschijn.
Dinsdag 28 mei: Berat (AL) – Shkodër (AL)
Fris onder de heerlijke regendouche vandaan rijden we iets na 10 uur van de camping af. Via Fier en Dürres rammelen we richting Shkodër. En dat is absoluut niet het mooiste stuk van Albanië. Eigenlijk is het één troosteloos, vlak bedrijventerrein. Dat de economie – met name in het westen – aantrekt is te merken. Steeds meer Albanezen kunnen zich een auto veroorloven en het wegennet kan die groei nog niet helemaal aan. Tussen de gloednieuw geasfalteerde stukken staan we geregeld in een file. En dat hebben we nog niet eerder meegemaakt. De Spar in Lezhë heeft hele smalle gangpaden maar een ruim assortiment. En in de naastgelegen koffiebar schenken ze prima cappuccino.
Vorig jaar stonden we in Shkodër op camping Legjenda, dit jaar nemen we maar weer eens een kijkje op Lake Shkodra Resort. Boven de uitlopers van de Albanese Alpen is de hemel al weer in beroering.
Woensdag 29 mei: Shkodër (AL)
Camping Lake Shkodra Resort is het Ionion Beach van Albanië: groot, prachtig aangelegd en met luxe voorzieningen.
De eigenaar heeft een uitstekende antenne voor de wensen van de Noord-Europese toerist en blijft de boel ontwikkelen. Nu is hij bezig met de aanleg van een tweede terrein want steeds vaker moeten campers een nacht buiten de poort doorbrengenomdat alle plaatsen bezet zijn. In principe zouden er veel meer campers op de camping kunnen staan, maar hij doet geen concessies aan de ruime opzet van het terrein en de grote plekken. En dat is natuurlijk positief.
Maar de massale aanloop heeft – in onze ogen – ook nadelen. Het reserverings-circus slaat toe, het is allemaal onpersoonlijker en het eens zo charmante restaurant is een soort Van der Valk geworden waar de koks en de obers de drukte soms nauwelijks aankunnen. Zelfs de gammele pier aan het meer is gepimpt en in de vaart der volkeren is het krakkemikkige bankje aan het eind van de pier – waar je zo heerlijk even kon zitten – ook gesneuveld.
We vinden het allemaal wel een beetje jammer. Maar gelukkig, thuis heb ik nog een ansichtkaart… of worden we nu écht bejaard?
Hoe dan ook, we geven ons vandaag lekker lui neer. Morgen gaan we richting Bosnië.
Donderdag 30 mei: Shkodër (AL) – Patkovina (BiH)
Vannacht viel er een mals buitje met wat donderklappen en lichtflitsen in de verte. We staan op met een bewolkte hemel en wat laffe spetters. Tegen half 10 vinden we een gaatje in de rij campers die van de sani-plek gebruik willen maken, scoren we nog een broodje in de shop, betalen we 45 euro voor twee nachten en dan kunnen we op weg naar de grens bij Hani i Hotit. Als het megalomane trouwpaleis opdoemt, dan ben je er bijna.
De grenspassage geeft weinig gedoe. Binnen 10 minuten rijden we Montenegro binnen.
Het ronden van Podgorica kost altijd wat tijd. En ondertussen pakken donkere wolken zich samen.
Achter Podgorica gaat het de bergen in. De regen komt met bakken uit de lucht.
Maar dat maakt de route niet minder mooi al is het voor de chauffeur wel veel inspannender rijden. Tussen Brezna en Pluzine maken we een stop om even te lunchen en een bakje koffie te zetten terwijl we genieten van het uitzicht.
Pluzine is een aardig stadje aan de oever van de rivier Piva en een toeristisch centrum voor wie wil raften of ziplinen. Wij willen geen van beiden en duiken de Tara Canyon in, de diepste van Europa. De weg volgt de rivier dwars door de bergen via tientallen korte en lange tunnels. Ze zijn onverlicht en smal en dat is oppassen geblazen want ook in de tunnels sijpelt soms de regen naar binnen en ligt er geregeld steenslag op de weg. Maar mooi dat het is!
Aan het eind van de kloof ligt een klein grenspostje verscholen in de bergen. Eerst de Montenegrijnen.
Dan een gammele brug over…
En dan kunnen we Bosnië-Herzegovina binnen.
Welcome to Republic of Srpska? Huh?!
We zijn even in verwarring, maar het klopt natuurlijk wel. Bosnië-Herzegovina bestaat sinds de Dayton-akkoorden die in 1995 werden gesloten uit twee entiteiten: de Federatie van Bosnië en Herzegovina (Kroaten en Bosniakken)ende Servische Republiek (Serven). Daarnaast is er nog het condominium Brcko. En om het nóg ingewikkelder te maken zijn er 3 presidenten die elke 8 maanden rouleren als voorzitter van de presidentiële raad.
Meteen over de grens houden de goede wegen zoals in Montenegro abrupt op. Soms is het meer gravel dan asfalt.
Maar we krijgen wel lief bezoek bij ons busje.
Vlakbij Foca ligt Camp Drina, een klein paradijsje aan de Drina. We worden hartelijk ontvangen en vinden een mooie plek aan de rivier.
Op het terrein staan ook van die typische blokhutjes die je hier veel ziet.
Het terrein is prachtig aangelegd.
En laat je niet afschrikken door het sanitair…
Het doucht hier net zo lekker als op Lake Shkodra Resort.
‘s Avonds eten we in het restaurant verse forellen en een enorme mixed-grill.
Vrijdag 31 mei: Foca (BiH) – Gornja Crvica (SRB)
Het was heerlijk stil vannacht. De nachtegalen zongen hun lied terwijl de Drina loom ruiste en de regen urenlang op ons busje tikte. We zijn al vroeg op. Eerst maar even koffie in het restaurant.
Die wordt geserveerd in enorme mokken met een flinke kan melk en suiker erbij. Naar Hollands gebruik roeren we er lustig op los in onze beker, maar dat is achteraf niet zo heel slim. Want het is Bosnische koffie en die wordt gemaakt door heet water op tot poeder gemalen koffiebonen te schenken en het dan te laten rusten. Als je roert, komt de koffiedrab steeds mee omhoog en proef je het gruis. Geduld is een schone zaak dus als je hier aan de koffie zit. We betalen de rekening en gaan tegen de klok van 10 op pad. Dit is zeker een plek om nog eens terug te komen!
Vandaag willen we het Srebrenica Memorial Center in Potocari bezoeken. Dat ligt ongeveer 187 kilometer verderop en over zo’n afstand doe je in Bosnië al snel een uurtje of 4.
Maar wát is het – ondanks de donkere wolken en bijbehorende buitjes – een mooie route!
Onderweg willen we bij een bakker wat bürek kopen, want het ontbijt hebben we overgeslagen. De bakkersvrouw is het Engels niet machtig maar probeert ons met handen en voeten overduidelijk wel het vel over de oren te halen: voor twee kleine stukjes bürek vraagt ze vier euro maar dan moeten we wel met briefgeld betalen. Haha, ze verwacht natuurlijk een briefje van 5, vlast op een briefje van 10 en dan krijgen wij wat Bosnische Marken terug. In munten. We hebben er nooit problemen mee als uitbaters buiten de eurozone een beetje naar zichzelf toe rekenen. Geef ze eens ongelijk. Maar deze opzichtige truc gaat zelfs ons wat te ver. Misschien moeten we een volgende keer toch maar een klein bedrag uit de muur trekken voor dit soort kleine aankopen. Gelukkig hebben we nog worstjes uit Albanië. En in de supermarkt die we verderop aandoen, kun je gewoon met je bankpas betalen.
Het Memorial Center in Potocari getuigt op een indrukwekkende manier van de val van Srebrenica tijdens de Balkanoorlog in de jaren ‘90 en de genocide die daarop volgde. Het centrum bestaat uit twee gedeelten: de voormalige compound van Dutchbat en de begraafplaats waar de slachtoffers van de genocide worden herdacht. Je kunt een bezoek het best beginnen bij de compound. Hier kun je de oude fabriekshal bezoeken waar de duizenden radeloze Bosnische moslims naar toe vluchtten in de hoop bescherming te vinden voor het Servische leger. Veel is er niet te zien, de hal is – op een achtergelaten VN-truck – leeg. Er zijn foto’s opgehangen die in stilte getuigen.
In het museum wordt de hele tijdlijn rond de val van Srebrenica duidelijk verteld, ondersteund door veel foto- en filmmateriaal.
In het kantoor van Karremans hangt een korte biografie.
Aan de overkant van de weg ligt de begraafplaats.
Volgend jaar is het al weer 30 jaar geleden. Opdat we nooit vergeten…
We vervolgen onze reis op zoek naar nóg een Camping Drina die hier in de buurt aan de Servische oever van de Drin moet liggen. Maar we mogen bij het kleine grenspostje de grens niet oversteken. ‘Only for locals!’ laat de beambte ons weten. We moeten omkeren. ‘Two kilometers, turn left at the gasstation.’ wijst hij behulpzaam. Zes kilometer, 4 benzinepompen en 3 foute afslagen verder komen we dan toch bij de juiste grensovergang.
Zou die eerste douanier z’n collega hebben gebeld dat er een busje verdachte toeristen aankomt? We worden aan de Bosnische kant onderworpen aan een half kruisverhoor: Waar we Bosnië zijn binnengekomen? Wat de reden was van ons bezoek? Waar we hebben verbleven? Waarom we het land weer uit willen? De chauffeur geeft uitgebreid antwoord op dit spervuur van vragen. Maar als de onvermijdelijke vraag ‘Do you have weapons?’ op tafel komt, kan de bijrijdster haar lachen niet meer inhouden. Oops… Gelukkig begint de douanier zelf ook te grijnzen. We mogen door.
In Bajina Bašta komen we langs het beroemde Drina river house.
Maar camping Drina is niet te vinden. In plaats daarvan komen we terecht in een klein paradijsje: camping Jakanovic. De achtertuin van een vriendelijke mevrouw die het Engels niet machtig is. Daar komt haar vriendin aan. Een Bosnische die in Nederland woont en vanavond vanaf Belgrado weer terug vliegt. Toeval bestaat! We pluggen onze stroomkabel in het stopcontact van het toiletgebouwtje en genieten van de twee glaasjes raki die ze ons komt brengen, de kwinkelerende vogeltjes en de rondscharrelende kippetjes.
‘Ga jij maar alvast in het busje zitten!’ kermt Hoofd Binnenlandse Zaken rond de klok van 08:45 uur. De grote inspectieronde van de tempel (zoals ze het noemt) kan beginnen: Is alles uit wat uit moet? Alles aan wat aan moet? Alles dicht? En alles wat juist níet dicht moet open? Hèhè… we kunnen op pad. Donkere wolken jagen langs het zwerk, de regen klettert op ons busje en we halen met moeite de 6 graden. Op naar de zon!
Nederland zijn we zo maar uit. In Duitsland lijken de Wir bauen für Sie-activiteiten zich naar het noorden verlegd te hebben, maar al met al rijdt het vlot door. Druk is het wel onderweg. Voor het eerst zien we een vrachtwagen uit Kazachstan. Er scheiden ons nog een dikke 2000 kilometer van onze bestemming, maar hoeveel kilometers zou deze chauffeur nog wel niet moeten afleggen voor hij weer thuis is? Bij Frankfurt loopt het verkeer vast. Helemaal niet erg, want we staan stil ter hoogte van het vliegveld en daar scheren de landende vliegtuigen in colonne over de file heen.
Ten zuiden van Frankfurt is de Autobahn richting Würzburg inmiddels helemaal vernieuwd en verbreed dus zoeven we lekker door. En hoe zuidelijker we komen, hoe vaker het zonnetje door de wolken piept.
En dan, na een etappe van dik 600 kilometer rijden we de camperplaats in Kitzingen op. Altijd een prima doorgangs-adres. En warempel, we kunnen zelfs nog even genieten van het late middagzonnetje.
Hoppá, de stifado op het vuur, het kacheltje aan en lekker vroeg onder de wol. De kop is er af!
Donderdag 25 april: Kitzingen (D) – Ptuj (SLO)
We zijn alweer vroeg bij de pinken na een frisse nacht waarin de regen geregeld op ons dak kletterde. We starten de dag met hete koffie en broodjes. Iets na negenen zijn we startklaar. Vanuit Kitzingen zit je in no time weer op de Autobahn. We zetten koers richting Graz. Het voordeel van deze route is dat je de heksenketel rond München ontloopt, de extra tol voor de Katzberger-, Tauern- en Karawankentunnel vermijdt en dat het ook nog eens rustiger rijdt.
Minpuntje is dat je minder Schöne Aussichten hebt op sappige Alpenweitjes. De Milka-koeien zijn sowieso nog nergens te zien, want die staan nog lekker warm op stal. Snappen we wel, want geregeld kletteren buien met natte sneeuw en hagel op ons busje. En eindelijk komen de voorlopers van de Alpen in zicht, getooid met een majestueuze witte hoed. Een paar dagen geleden sneeuwde het hier zelfs nog in de dalen.
Het gaat allemaal zo vlotjes, dat we besluiten door te rijden naar Ptuj. De receptie van camping Terme Ptuj is gesloten. We dienen ons aan de overkant te vervoegen bij Grand Hotel Primus voor more information. Daar is het een poepsjieke boel. Het meisje achter de receptie handelt de aanmeldingsprocedure vlotjes af en kijkt op of om als er opeens een robotwagentje langsrijdt dat hapjes en drankjes naar gasten in de lounge brengt. Camping Terme is blijkbaar net zo sjiek want we rekenen dik 45 euro af voor een nachtje. En inderdaad, de sanitaire faciliteiten zien er uit om door een ringetje te halen. Tot de helft van ons gaat douchen. Als ze de kraan opendraait, valt de douchekop spontaan uit elkaar.
Vrijdag 26 april: Ptuj (SLO) – Vranje (SRB)
Bij het wakker worden is de wereld om ons heen gehuld in mist. De kachel moet er maar weer bij aan. Als de eieren met spek verorberd zijn en ook de andere helft de douche heeft verkend (‘Nou, dat water bleef wel heel lang koud!’) parkeren we om 08:15 uur pontificaal voor de imposante ingang van Grand Hotel Primus want we moeten het geplastificeerde plaatsnummer-kaartje, het armbandje waarmee je de slagboom open kunt bliepen en het plastic sleuteltje van de stroomkast weer inleveren. ‘Volgende keer gaan we in het hotel!’ roept de chauffeur. Maar de bijrijder merkt zuinigjes op dat er wat haar betreft helemaal geen volgende keer komt.
Vanuit Ptuj ben je binnen 30 minuten bij de grens met Kroatië. Daar is het een dooie boel. Eigenlijk wel jammer, want het was altijd wel lachen om die Kroatische douaniers bij wie er nooit een lachje af kon.
In plaats van grensbewaking houdt Kroatië zich enthousiast bezig met het heffen van tol. Het eerste tolstation doemt al snel op.
We starten de tolweg met een flinke omleiding. Helemaal niet erg, want we sukkelen door het binnenland en dat is altijd leuk. Helemaal als je al weet dat je, tot Belgrado, een lange, vlakke en saaie etappe voor de boeg hebt.
Het is een kwestie van gas geven en kilometers vreten en dat kan hier, want echt druk is het – als je Zagreb eenmaal voorbij bent – in deze tijd van het jaar nooit.
Dit jaar begint de file vrachtwagens die de grens met Servië over moeten al vóór het laatste Kroatische tolhokje. Arme chauffeurs, die zijn uren en uren zoet met wachten… Wij zoeven ongehinderd door en zijn tegen 13:00 uur bij de grens.
Ha! Nu mogen onze spiksplinternieuwe paspoorten hun werk gaan doen. En ja hoor, het allereerste stempeltje is binnen.
Nu het allemaal zo voorspoedig gaat, nemen we een kloek besluit: in plaats van te overnachten in Belgrado zetten we Vranje in Annie. Als het allemaal zo blijft meezitten, kunnen we er rond 18:00 uur zijn. ‘We rijden immers toch.’ zegt de chauffeur. En dat is een waarheid als een koe.
Hoe dichter we bij Belgrado komen, hoe drukker het natuurlijk wordt. En dan verrijden we ons grandioos want er blijkt – afgaande op de borden – een nieuwe ring om Belgrado heen te zijn. Dus pakken we die. Maar die weg is nog helemaal niet af. Vier rijbanen moeten zich in één rijbaan persen en daar kunnen de Serven zich maar moeilijk onder neer geven. Het resulteert in een enorme opstopping waarbij er zelfs Serven dwars op de weg staan. Annie geeft aan dat we er over 2,7 km weer af kunnen om de snelweg dwars door Belgrado te nemen. Pfff.. het lijken de langste 2,7 km ooit. Maar het lukt. In Belgrado is het ook meer stilstaan dan rijden maar éindelijk laten we de stad achter ons. Als we onder het laatste viaduct van de in aanbouw zijnde rondweg doorrijden, zien we Chinese karakters en een Servische vlag op het viaduct staan met de tekst Power China. Die rondweg wordt dus aangelegd met Chinees geld. ‘Temu-kwaliteit!’ zegt de helft van ons schamperend en verdiept zich weer in haar e-reader.
Al met al zijn we iets na 19:00 uur bij camping Enigma. Altijd een vertrouwd adres. We kunnen meteen aan tafel. Koud bier, koele wijn. Het eten is heerlijk en we stuiteren later moe maar zeer voldaan ons busje in.
We kunnen het zelf bijna niet geloven dat we vandaag – op dag 4 – al in Griekenland zullen aankomen. Zó snel hebben we het nog nooit gedaan. Het waren lange reisdagen, maar waarom zou je blijven plakken in de regen bij een graad of 6 als zon en zee je lokken?
Het is iets na half negen als we de tolweg weer oprijden. De grens met Noord-Macedonië ligt een half uurtje verderop. En daar is het een drukte van belang. De Servische grenspost is onbemand: de Serven zitten gezellig naast hun Macedonische collega’s in eigen hokjes. Dat betekent dat er nogal wat rijbanen bij elkaar moeten worden geperst en daar kunnen ze in deze contreien niet goed tegen. Het is wurmen, dringen, duwen en toeteren geblazen. Een stoïcijnse zwerfhond scharrelt langs de file met succes z’n kostje bij elkaar. Echt uitgehongerd is ‘ie niet: van de broodjes die hij uit de auto’s krijgt toegeworpen, slobbert hij de boter en het beleg enthousiast naar binnen. Het brood zelf laat hij liggen.
In het stukje niemandsland tussen de Serven en de Macedoniërs loopt een groep Roma tussen de wachtende auto’s te bedelen. De vrouwen dragen slapende kinderen. Je zou bijna medelijden met die arme moeders kunnen krijgen, maar wij weten inmiddels al lang dat ze de kleintjes met slaapmiddelen drogeren. De man-met-de-rolstoel is ook weer van de partij. Een paar jaar terug zat er nog een oud opaatje in. Die heeft het tijdelijke waarschijnlijk met het eeuwige gewisseld want nu zit er een wat ouder kind in de rolstoel dat glazig voor zich uitstaart. Het is een macaber verdienmodel in een oneindige cirkel van achterstand en armoede waarin kinderen generatie op generatie een harde prijs betalen. Beide landen zijn inmiddels kandidaat-lidstaat van de EU. Zou deze cirkel doorbroken kunnen worden?
Uiteindelijk zijn we bijna anderhalf uur verder voor we Noord-Macedonië binnen rijden. Zonder stempeltje, helaas.
Betaalden we in Duitsland aan de Autobahn nog €2,20 voor een liter diesel, hier langs de Friendship Highway die naar de Griekse grens leidt, kost diezelfde diesel €1,34. En dan hoef je ook nog niet eens zelf de tank vol te gooien, dat wordt voor je gedaan door een vriendelijke meneer.
De 180 kilometer dwars door Noord-Macedonië zijn snel afgelegd. Bij de grens naar Griekenland is het weer bal. Wij zijn gewend onze ziel in lijdzaamheid te bezitten bij grens-gedoe, maar dat lukt niet iedereen. Het is niet te geloven hoe asociaal sommige mensen kunnen zijn. Dit keer gaat het om een groep Polen in drie auto’s die koelbloedig voordringen door schaamteloos eigenhandig de pylonnen die de rijbanen scheiden, weg te halen. Een verhitte Serviër springt z’n auto uit en gaat verhaal halen. Het loopt gelukkig met een sisser af.
We zijn er! De klok springt een uurtje vooruit en algauw zitten we lekker aan onze eerste frappé. In het zonnetje, bij 23 graden.
De Goden op de Olympos zitten vast binnen aan de nectar en de ambrozijn, want het majestueuze gebergte draagt een witte wolkenhoed.
Op naar Volos gaat het langs talloze tolstations die enthousiast adverteren met gereduceerde prijzen. Veel scheelt het niet, maar het gaat om het idee nietwaar? En na vandaag gaat Annie gewoon weer lekker op standje vermijd tolwegen.
Iets na zessen komen we aan op camping Hellas. Het is een blij weerzien en we installeren ons op een mooie plek met zeezicht.
De taverna lonkt.
Zondag 28 april t/m donderdag 2 mei: Kato Gatzea (GR)
De zondag doet z’n naam eer aan: het zonnetje schijnt uitbundig en het is een graad of 24. Heerlijk om zo onze dagen op camping Hellas te beginnen. We zijn van plan om meerdere dagen te blijven en lekker bij te komen van de lange reisdagen. Maar zoals altijd kan Hoofd Binnenlandse Zaken de rust op de eerste dag nog niet zo goed vinden. De wasmachine wordt volgegooid, de binnenkant van het busje wordt schoongemaakt en de voorraden gecheckt. Zo, dat is ook weer klaar. Op het strand wordt niet alleen maar gebakken en gebraden op stretchers en badlakens. ‘Yoga, yoga, I come from India!’ zou de tuinman op camping Ionion Beach vast zeggen.
Een oude, holle olijfboom markeert onze plek. Campinggasten hebben er allerlei kunstwerkjes in achtergelaten.
Als je op het strand rechtsaf slaat, ben je binnen 5 minuten in Kato Gatzea. Daar is het in deze tijd van het jaar nog een uitgestorven boel. Dat zal komend weekend wel anders zijn, want deze week is het Megáli Evdomáda, de Grote Week voor Pasen. Het Griekse Pasen valt dit jaar – volgens de Byzantijnse kalender – op zondag 5 mei en is een grootse feestdag.
Kalo Mina! Op woensdag is het 1 mei. Dan vieren de Grieken de internationale dag van de Arbeid én Protomagia, de overwinning op de winter. In Kato Gatzea merken we er weinig van. De plaatselijke horeca bereidt zich vooral voor op het komende seizoen. Terrastafeltjes worden geverfd, stoelen gesopt en de talloze appartments worden van binnen en buiten grondig gepoetst. Echt zomers wil het vandaag nog niet worden. ‘s Ochtends valt er regen en het blijft bij 17 graden ronduit kil. Pas om 16:00 uur, als we terug zijn van een slagje door het dorp en een bezoekje aan de plaatselijke supermarket, piept een voorzichtig zonnetje tevoorschijn. Ach, zulke dagen tref je hier in het voorjaar ook. Morgen wordt het beter, zeggen de geleerden.
En ja hoor! Op donderdag worden we wakker met een feestelijk zonnetje. Hup, handwasje aan de lijn, kip in de marinade en een pastasalade in elkaar knutselen van de restjes groente. De kogel is door de kerk: morgen gaan we richting Delphi en dat wordt onderweg natuurlijk even Lidl-en. Vandaag is het Witte Donderdag en dan slapen de Grieken de volgende dag graag massaal uit: de winkels gaan morgen pas om 12:00 uur open.
Rond half 11 draaien we de luifel in, gooien we alle losse spullen in de kastjes en rijden we richting Methana, het vulkanische schiereiland waar we vanuit ons busje op uitkijken. We waren er vroeger, toen de kinderen nog mee waren, al eens eerder. Maar zoveel jaren later is een mooi moment om herinneringen aan toen op te halen. De route loopt langs zee en links van ons hebben we prachtig uitzicht op onze bestemming.
Methana ligt op dezelfde breuklijn als Santorini en is ontstaan uit lavakegels en lavastromen. Echt bang dat de hel vandaag weer zal losbarsten, hoeven we niet te zijn want de jongste uitbarsting was zo’n 2300 jaar geleden en sindsdien is het schiereiland diep in slaap.
Toch zijn er nog duidelijke sporen van vulkanische activiteit diep in de aarde te zien én te ruiken. Zodra je het dorp Methana binnenrijdt, plakt een penetrante zwavel-lucht zich in je neus. Die komt van het kuuroord Methana, dat ooit gefloreerd heeft, maar er nu wat shabby bijstaat.
Als je het gebouw gepasseerd bent, is de stank van rotte eieren meteen weg en rijd je de aardige boulevard op die naar de haven leidt. Hier leggen de veerboten uit Piraeus aan.
Wij schuiven aan bij een van de vele taverna’s voor een heerlijk middagmaal.
Dwars door het binnenland hobbelen we over smalle weggetjes richting Vathi. De afslag naar Methana Vulcano laten we liggen vanwege de pijnlijke knie die de helft van ons in Mycene heeft opgelopen. De dorpjes waar we doorheen rammelen, lijken niet erg florerend. We zien geiten die in omheinde tuintjes naast huis worden gehouden.
Vathi is een prachtig dorpje aan zee. We wurmen ons door de kleine straatjes tot aan het authentieke haventje. En daar kunnen we niet verder. Er zit niks anders op dan te draaien via het piertje dat dienst doet als terras. De Grieken die op de belendende terrasjes zitten, kijken onze verrichtingen stoïcijns aan. Het zal wel niet de eerste keer zijn dat een toerist hier zich verrijdt. Met een grote camper moet je hier zeker niet komen. Dan kun je beter voor een dagje een auto huren.
Toen we 20 jaar geleden Methana weer aframmelden, reden we achter een klein vrachtautootje van de firma Kotzoubolos. De twee oudsten hadden op de middelbare school al wat Grieks gehad en konden het Griekse schrift al een beetje ontcijferen. Dus tot op de dag van vandaag heet een klein vrachtautootje bij ons thuis een kotsobolus. Geen eentje gezien trouwens, vandaag.
Vlak voor Palaia Epidavros doen we de AB-market nog even aan. En dan zijn we bijna weer op de camping. Dáchten we.
Hoe we het gehad hebben, weten we niet. We zijn hier immers al zo vaak langskomen. Maar op één of andere manier verrijden we ons en komen midden in de sinaasappelgaarden terecht. Als we het doorhebben dat we fout zitten, kunnen we al niet meer terug. Daarvoor zijn de weggetjes te smal. Doorrijden is de enige optie. Half in paniek wringen we ons – met ingeklapte spiegels – verder op onverharde paadjes langs diepe afwateringskanalen terwijl we aan weerszijden de roestige hekken nét niet schampen en de sinaasappels en takken van vijgenbomen tegen de ruiten en het dak slaan. Echt gezellig is het even niet in ons blauwe busje. Eindelijk komen we weer op de doorgangsweg uit en ondernemen we poging twee om bij de camping te komen. Ook die strandt tussen de sinaasappels maar dit keer kunnen we nog net op tijd keren. Wáár is &@#% die camping gebleven?! Gelukkig is poging 3 succesvol en worden we geconfronteerd met onze eigen stomme fout: we hebben al kletsend tot twee keer toe een afslag te vroeg genomen. Eenmaal terug op de camping nemen we de schade op. Ons busje zit onder de krassen maar met een goede wax-beurt zie je er straks niks meer van. De helft van ons veegt de sinaasappel- en vijgenbladeren uit ons busje en dan gaan we – dikverdiend – uitgebreid aan de wijn.
Vrijdag 2 juni t/m zondag 4 juni: Palaia Epidavros (GR)
Als we vrijdagochtend wakker worden, is het zwaar bewolkt. Koud is het niet, maar er is vast slecht weer op komst want op de stroomkasten worden plastic beschermhoezen geplaatst en alle tafeltjes van het restaurant staan onder dak. Wij zwieren toch maar even een handwasje aan de lijn, want droog wordt het vast wel. Is het niet vandaag, dan wel morgen. Uiteindelijk komt er van zwaar weer weinig terecht. Het front schampt zuidelijk langs en brengt ons alleen wat spetters én een heel harde wind.
De volgende dag is het blakstil en stralend zonnig. Het is weekend en de Grieken die op de camping een vaste staanplaats hebben, arriveren. Opa en oma ‘s ochtends vroeg in de voorhoede en een paar uur later voegen hun kinderen en kleinkinderen zich bij hen. Het wordt een gezellige boel bij ons op het strandje. Het is altijd mooi om te zien hoe de kinderen het middelpunt van de Griekse families zijn. Ze worden door de volwassenen aangemoedigd, geprezen (Brávo!) en als het nodig is met zachte hand gecorrigeerd. Als er een kleintje moet huilen, gaat de verdrietige dreumes van hand tot hand voor troostende knuffels en kusjes. En ondertussen bereidt oma het uitgebreide middagmaal waar jong en oud straks bij aanschuift.
Als de helft van ons naar de wasplaats gaat voor weer een handwasje, is ze getuige van een tenenkrommend incident. Een ouder echtpaar van de Duitse ACSI-groepsreis wil ook een wasje doen en de heer des huizes vindt het blijkbaar nodig de schoonmaakster uit te schelden: het water is niet warm genoeg, de wasbak niet schoon genoeg en het water loopt niet snel genoeg weg. En dat alles in schreeuwend, bijtend Duits met ‘Was ein Drecksau!’ als bekroning op z’n tirade. Je zou hem zijn opvouwbare emmer met liefde drie keer over z’n botte kop halen, zó onbeleefd en onterecht gaat hij tegen de verbijsterde medewerkster tekeer. De cheffin komt erbij en pakt het voortvarend op: Nee! Hij mag zijn onderbroeken niet wassen in de afwasbakken (‘Not good for health!’) en als het hem niet bevalt, mag hij nú meteen naar een andere camping toe. Brávo! Zo’n weerwoord had de bullebak duidelijk niet verwacht want hij bindt meteen in. Lieve hemel, je zult maar 5 weken lang met zo’n asociale hork moeten jeu-de-boulen…
In de middag gaan wij ook te water. Best fris, maar als je er eenmaal door bent, is het heerlijk. En terug op de wal warmt het snel weer op.
Ook de zondag brengen we lekker luierend en lapzwansend door. Tot we halverwege de middag telefoon krijgen: er is – net als toen we een paar jaar geleden in Kroatië waren – weer bij ons thuis ingebroken. Op de foto’s te zien is er flink huisgehouden. Wat nu? De helft van ons wil meteen naar huis. Maar of dat zoveel zin heeft? Zoon en schoondochter pakken de situatie immers voortvarend aan, we zouden minstens een dag of 5 nodig hebben om thuis te komen en tja, het is nu toch al gebeurd. Realistisch gedacht is dat natuurlijk ook zo, maar toch zit de helft van ons ‘s avonds half onpasselijk achter de souvlaki. Niet vanwege de verrichtingen van de kok, maar vanwege het besef dat asociaal tuig van de richel haar hele huis overhoop heeft gehaald. En dat is misselijkmakend.
Het was een nacht met weinig slaap. Vandaag breken we op, want onze plek is gereserveerd. De ACSI-groepsreis rukt bewapend met pool-noodles uit naar het strand voor een vroeg potje aqua-gymnastiek.
Tegen 11:00 uur ronden we de kaap bij Palaia Epidavros richting Korinthe.
De heksenketel daar zoeven we via een stukje tolweg voorbij en dan volgen we de kustweg richting Patra. Tot aan Akrata rammel je dan dorp in, dorp uit. Op de stranden is het druk met Griekse families want het is tweede Pinksterdag en dat is een nationale feestdag. In Derveni vinden we pal aan zee een verlaten parkeerplaats en daar lunchen we met een broodje uit eigen keuken.
Gisteren hebben we gebeld met camping Akrata, maar daar was geen plek bij het strand mee vrij. Dus is ons doel vandaag camping Tsolis, zo’n 40 kilometer verderop. Daar is altijd wel plek en het staat er onder de pijnbomen met uitzicht over de Golf van Korinthe heerlijk.
Dinsdag 6 juni: Lampiri (GR)
Toen de botanicus onder ons op camping Bekas een ommetje maakte, vond hij een wortelstok van een bougainville. Die bloeit hier overal uitbundig in overweldigend mooie tinten roze, rood en paars.
Hij nam de vondeling, waar een piepklein groen puntje aan zat, mee terug naar ons busje en plantte haar in een leeg waterflesje. En hoe is het mogelijk: elke dag krijgt ze er, door zijn goede zorg, een blaadje bij. We noemen haar Vicky Oleandros.
In de middag plegen we nog wat telefoontjes naar het thuisfront, de politie en de verzekeraar. Zo, dat is ook weer geregeld. Nu weer lekker genieten van het mooie uitzicht en het verkoelende briesje dat over de Golf van Korinthe waait.
Woensdag 7 juni: Lampiri (GR) – Plataria (GR)
Het is alweer twee jaar geleden dat we op camping Elena in Plataria waren. De camping ligt zo’n 11 kilometer onder Igoumenitsa. Lekker kleinschalig, pal aan zee en altijd een relaxte sfeer. Een prima springplank om volgende week Albanië in te trekken. We zijn nog nooit bij Mavromati over de grens gegaan en als we die grensovergang nemen, hebben we alle 4 de grensposten tussen Griekenland en Albanië gehad. Kwartet!
Het is best nog een eindje rijden naar Plataria, dus nemen we toch maar weer de tolweg. Je euro’s vliegen wel het raam uit want naast de 21 euro voor de brug over de Golf van Korinthe kom je – tot Fillipiada waar wij er af gaan – toch zeker zo’n 5 tolpoorten tegen waar je elke keer tussen de 6 en 9 euro kwijt bent. Maar ja, het schiet wel lekker op en druk is het niet.
De pinautomaat in Plataria was twee jaar geleden al stuk en dat is hij nog steeds. Of weer. Nou ja, dan niet. We rijden een van de komende dagen wel even naar Igoumenitsa. Kunnen we dan ook mooi weer even Lidl-en.
George heeft niet direct een plek aan het strand voor ons, maar dat komt met een dag of twee wel goed, lacht hij. Tot dan staan we hier ook prima, hoor. Lekker vlakbij de taverna waar het goed toeven is met een wijntje en een Mythos en waar oma in de keuken de scepter zwaait.
Donderdag 8 juni t/m zondag 11 juni: Plataria (GR)
Het was gistermiddag al wat broeierig en ‘s nachts krijgen we een enorme stortbui over ons heen. Naast ons staan twee Spaanse meisjes die in hun kleine rode autootje op reis zijn. Ze hebben zo’n tentje – of liever gezegd zo’n afdakje – dat ze vast kunnen maken aan de open achterklep en slapen ‘s nachts in de auto. Echt ‘aangekleed’ zijn ze niet van huis gegaan. Gistermiddag konden we het niet langer aanzien hoe ze met een steen de iele harinkjes in de rotsige bodem probeerden te tikken. Met wat ferme klappen van onze hamer was het snel opgelost. Tijdens de plensbui stortte de gammele constructie natuurlijk in. Twee Nederlandse jongens waren er in het pikkedonker als de kippen bij om de Spaanse schonen te redden. Niet alle prinsen hebben witte paarden. Soms hebben ze een motorfiets.
We zitten ‘s ochtends aan de koffie, als George z’n hoofd om ons busje steekt. ‘Smiley face is leaving!’ Hij bedoelt de camper met een grote sticker van een smiley op de motorkap die gistermiddag net voor ons arriveerde en het laatste plekje aan zee bezette. ‘They won’t stay long.’ voorspelde hij toen al. ‘They are wild people.’ Wildkampeerders dus. We zetten onze stoelen en het tafeltje alvast op de vrijgekomen plek en kachelen naar Igoumenitsa voor contante euro’s en wat leeftocht. Op de parkeerplaats van de Lidl blijkt ons busje niet meer op slot te willen. Nou ja, da’s niet zo mooi. Dus blijft de helft van ons achter terwijl de andere helft langs de schappen struint.
Het is stervensdruk in de stad en een parkeerplek is nauwelijks te vinden. Vlakbij het politiebureau is een pinautomaat en hoewel je volgens de borden niet mag parkeren tegenover het politiebureau doen we het toch. Op z’n Grieks de alarmlichten aan, vrolijk yássas zwaaien naar de agenten die voor het bureau in de schaduw zitten, een vriendelijk kaliméra tegen de agent die langs ons busje loopt – hij groet lachend terug – en dan is er verder niks aan het handje.
Terug op de camping installeren we ons op onze nieuwe plek. Badpak en zwembroek aan en dobberen maar.
We koken voor het eerst in dagen weer eens ons eigen potje.
Vrijdag slaat de techneut van onze equipe de verzamelde werken van Fiat Ducato er nog eens op na in de hoop het euvel in het slot te achterhalen. Maar tevergeefs. Dan maandag, op weg naar Albanië, eerst maar even naar een garage in Igoumenitsa. George weet vast wel een adresje.
Op het nieuws lezen we dat in Nederland komend weekend het hitteprotocol actief is vanwege verwachte tropische temperaturen. Wij laven ons hier ook al een paar dagen aan 30 graden en als je je een beetje overgeeft aan het Griekse tempo is het best te doen: kalm aan in de middag, lekker in de schaduw blijven in combinatie met af en toe een plons in zee. Van plaknachten is gelukkig nog geen sprake: met alle ramen, luiken en de schuifdeur met hor open, vangen we net nog een koel nachtbriesje.
Net als in Nederland rukt de Aziatische hoornaar ook in Griekenland op. Het zijn enorm grote beesten die, als ze in je buurt komen, bijna evenveel decibellen produceren als een strimmer. Er landt er eentje op ons wijnglas, drinkt zich flink in, trekt een paar baantjes rugslag en vliegt dan zwalkend weg. Die zien we waarschijnlijk eerst niet weer terug.
Een ander plaagbeest is de Blauwzwarte houtbij. Ook zo’n gigant die, wanneer hij overvliegt, een slagschaduw op je campingtafeltje werpt. Agressief is hij niet, maar als hij in het nauw komt en steekt, kan hij een heftige allergische reactie veroorzaken die je in het ziekenhuis doet belanden. We zijn er al vaker door Grieken voor gewaarschuwd en zodra er eentje op bezoek komt, maken we ons gauw uit de voeten.
Zaterdagochtend komt George aangelopen. Hij heeft voor ons voor aankomende maandag om 09:30 uur een afspraak gemaakt bij een garage in Igoumenitsa. ‘He is a good mechanic!’ verzekert hij ons. Dat is mooi. Hoofd Binnenlandse Zaken heeft het op haar heupen en gooit de wasmachine vol. Kunnen we vannacht weer lekker onder de frisse lakens. De broodrestjes van het ontbijt mikken we in zee. Altijd mooi om te zien hoe de vissen er als de kippen bij zijn en druk spartelend van het feestmaaltje genieten.
Echt mooi weer is het vandaag niet. Het is bewolkt en als aan het eind van de middag de wind gaat liggen en de stekende zon er toch nog even bijkomt, wordt het snel broeierig.
Voor zondag geldt een waarschuwing voor zware onweersbuien, lezen we op de Griekse weerplaza. Nou ja, dat zien we morgen dan wel weer. Eerst maar een potje tric-trac op het terras.
En dan even videobellen met de kleine lieverd die pake en beppe trots zijn nieuwe pet, zandbak en modderkeukentje laat zien. ❤️
We brengen de laatste dag hier in lome luiheid onder de luifel door. Van het slechte weer komt weinig, alleen wat droog gerommel in de verte.
Maandag 12 juni: Plataria (GR) – Mursi (AL)
Vanochtend moeten we ons vervoegen bij garage Tatsakis Ilias en dus zijn we vroeg bij de pinken. Na een laf ontbijtje pakken we zo stil mogelijk ons busje in want de camping is nog in diepe rust. De helft van ons heeft gisteren nog wat met de contactpunten van de deuren omgeprutst en ze zo goed mogelijk schoongemaakt. En geloof het of niet: als we alles hebben opgeruimd en de alle deuren dicht zijn, drukken we in een laatste uiterste poging op de sleutel en hoppa: op slot! ‘Ga jij het maar aan George vertellen.’ zegt de lafste helft van ons. ‘Ik schaam me dood!’
George is blij dat alles weer werkt en belt de garage voor ons af. Opeens hebben we weer alle tijd. We tuffen richting Igoumenitsa voor een rondje Lidl en dan gaan we richting Albanië.
Ver is het niet naar de grens bij Mavromati.
Op het terras van het café dat nog nét niet op de grens ligt, drinken we een frappé. Een zwerfhond ligt er suf te dommelen tot hij het zakje van onze kaaspastei hoort kraken. Dan komt hij subiet bij z’n positieven.
Aan de grens kampen ze met internet problems. Griekenland zijn we nog redelijk snel uit. Maar aan de Albanese kant duurt het allemaal lang want er is maar één computer die het nog doet, begrijpen we. We vermaken ons ondertussen met het gadeslaan van de politiehond die af en toe even in de kofferbak van een auto mag snuffelen.
Welcome in Albania! De klok springt weer een uurtje terug.
Ons doel vandaag is het meer van Mursi. Daar kun je – volgens Park4night – bij restaurant Ulu (dat pas sinds 1 juni officieel open is) prachtig aan het water staan én heerlijk eten. Er is plaats voor ongeveer 5 campers. Als we de toegangsweg naar het restaurant oprijden, laat de plaatselijke agrariër net z’n koeien drinken bij het meer.
De ontvangst is allerhartelijkst. Het hek van het terrein gaat open en dan mogen we zelf een plekje zoeken aan het water.
Ulu betekent in het Albanees ‘Wees welkom en schuif aan.’ Een toepasselijke naam voor deze camperplaats die gerund wordt door een Zwitsers echtpaar en de Albanese chef-kok Maria. Het is een klein paradijsje hier.
De hele middag rommelt het. Het blijft bij droog gedonder en harde wind.
We eten ‘s avonds heerlijk in het restaurant. Voor Albanese begrippen is het misschien wat aan de dure kant maar als je in Nederland zo’n feestmaal zou eten, ben je veel meer dan het driedubbele kwijt. Albanië is nog steeds een relatief goedkoop land. Maar wie denkt dat je hier nog voor een vooroorlogs dubbeltje op de eerste rang kunt zitten, moet – nu steeds meer vakantiegangers dit prachtige land ontdekken – z’n verwachtingen wel bijstellen.
Dinsdag 13 juni: Mursi (AL) – Radhimë (AL)
Het was vannacht heerlijk stil, op wat kwakende kikkers en een balkend ezeltje na. De nachtwaker begint rond 06:00 uur met het schoonmaken van de grill. Als die klus is geklaard, begint hij hout te kloven om de houtstapel bij de grill op peil te houden. Daarna worden de vele potplanten gesproeid. Het zijn geruststellende, huiselijke geluiden die ons totaal niet storen. Het is windstil en het meer ligt er als een spiegel bij.
De herder komt langs. Naast z’n andere werkzaamheden zorgt de nachtwaker er ook voor dat geen schaap of geit het in z’n kop haalt om zich te goed te doen aan het sappige, weelderige groen in de binnentuin.
Het is 10 uur geweest als we op weg gaan richting Himarë. Jongens nog aan toe, wat is het hier mooi!
In Himarë lunchen we aan het strand.
Het is nog relatief rustig in de stad. Het toeristenseizoen is amper begonnen. Maar ‘s zomers zal het hier wel enorm druk zijn, getuige alle hotels en appartementen. De mannen die de rieten parasols opbouwen, nemen ook even pauze.
Na Himarë willen we de SH8 langs de kust naar Vlorë volgen. Annie vindt het hier blijkbaar ook mooi, want ze laat ons Himarë twee keer zien voordat we de SH8 hebben gevonden. De weg klimt meteen omhoog richting de bergen en dan moet je soms even geduld hebben.
We rijden een flinke pas over van meer dan 1000 meter hoog. De weg ligt er – met ontelbare haarspeldbochten – mooi in en het uitzicht is fenomenaal. ‘Het lijkt wel of je in een vliegtuig zit!’ grijnst de chauffeur als hij in een haarspeldbocht ook even naar beneden kan kijken.
Boven op de pas is een uitzichtpunt. Een kudde paarden met klingelende bellen om graast hier in alle vrijheid z’n kostje bij elkaar.
De afdaling gaat snel en is minstens net zo mooi, dwars door het National Park Llogara.
Ter hoogte van Orikum maken we een navigatiefout. In plaats van de kustweg te volgen, nemen we per ongeluk de Bypass Vlöre en die brengt ons helemaal ten noorden van de stad. De omweg is nog zo erg niet, want de weg is breed en het rijdt prima door. Maar we missen op deze manier een prachtig stuk van de kustroute én moeten dwars door de stad terug om bij camping Vlora te komen die aan de SH8 een paar kilometer zuidelijk van Vlorë ligt.
Ze doen niet moeilijk bij camping Vlora: ‘Find place, pay when you leave.’ Op het terras van de kleine receptie drinken we wat, je kunt hier prima douchen en de zon zakt ‘s avonds mooi in zee.
Woensdag 14 juni: Radhimë (AL) – Skhodër (AL)
Rond de klok van 06:30 uur scharrelen de kippetjes al tussen de campers rond en slingert de vroegste vogel onder ons aan een tafeltje bij zee, vlak bij de receptie (waar je WiFi hebt) het blogje op het internet.
Rond de klok van 10 zijn we reisklaar. We betalen onze 20 euro staangeld, lozen grijs water en dan kachelen we eerst Vlorë nog een keer door op weg naar Shkodër.
Echt mooi is het landschappelijk niet meer op deze vlakke, doorgaande route langs Fier en Durrës. Maar toch is er veel te zien. Het traject is eigenlijk één langgerekt bedrijventerrein waar links en rechts van de weg allerlei handel min of meer welig tiert. Heel veel Autoservis en Lavash natuurlijk. En Möbiletti. Op een gegeven moment denken we dat we langs een begraafplaats rijden. Maar dat blijkt bij nader inzien een handel in grafzerken te zijn die z’n waar levensecht heeft uitgestald. Kun je alvast in levende lijve kijken hoe je er straks bij ligt. Je kunt er ook losse benzinepompen kopen. Die zijn waarschijnlijk uit een van de talrijke ter ziele gegane tankstations gesloopt. Wat floreert, glimt je tegemoet. Wat failliet is, staat tot in de eeuwigheid weg te roesten.
Het rijden op deze weg blijft een hachelijke onderneming want de Albanezen vatten op deze route de verkeersborden op als vrijblijvend advies. Wie het brutaalst is, de luidste claxon heeft of het grootste vervoermiddel, eigent zich voorrang toe. En dan moet je soms flink in de ankers. Als je ziet hoe rijscholen zich hier gedragen, begrijp je het verkeersgedrag meteen.
Dit keer laten we Lake Skhodra Resort liggen en kiezen we voor camping Legjenda, die vlak tegen de stad aanligt met uitzicht op het Rozafa kasteel. Het schijnt een prima camping te zijn met een kunstzinnige eigenaar die hier eigenhandig z’n paradijsje heeft gebouwd. De ontvangst is allerhartelijkst en we mogen zelf een plekje zoeken rond het zwembad.
Terwijl we ‘s middags lui onder de druivenranken hangen, vangen we een gesprek op tussen een Zwitser en onze Duitse buren. De eerste beklaagt zich er omstandig over dat Albanië steeds duurder wordt. Haha, we geloven onze oren niet! We hebben al heel wat Zwitserse reizigers gezien onderweg. Allemaal in kapitale campers met prijzige, elektrische mountainbikes achterop en een peperdure uitrusting in hun garage. Een rondje googelen levert op dat in 2020 het gemiddelde inkomen in Zwitserland 6200 euro bedroeg, terwijl de gemiddelde Albanees met 600 euro per maand z’n handjes al mocht dichtknijpen. Daar rijd je dan door Albanië in je glimmende camper van anderhalve ton. En maar klagen dat je voor je copieuze maaltijd met alles er op er aan in een restaurant en je boodschappen bij de plaatselijke minimarket vorig jaar nog een paar schamele euro’s minder hoefde te betalen. Ga je diep schamen, denken wij dan. En blijf volgend jaar gewoon lekker thuis. Jodeli!
In het restaurant van camping Legjenda is het goed toeven in de prachtige binnentuin onder het lover. De tuin is een waar arboretum: er zijn heel veel verschillende bomen en struiken aangeplant, paadjes slingeren tussen de terrasjes door, fonteintjes klateren, er staan handgemaakte glas-in-lood objecten en er hangen handgemaakte kroonluchters. Het moet de eigenaar jarenlange toewijding hebben gekost om z’n droom te realiseren en dit allemaal te maken. Het is in één woord sprookjesachtig.
De witte wijn is op, zegt de ober die een enorm naambordje met Chef aan z’n zwarte vestje heeft hangen. We willen de antipasti-plate bestellen als voorgerecht. ‘Don’t do that!’ waarschuwt Chef. ‘It’s only ham!’ Gelukkig kan hij wel akkoord gaan met de rest van onze wensen. We eten heerlijk.
Donderdag 15 en vrijdag 16 juni: Shkodër (AL)
Het begint in de nacht te regenen en dat gaat tot het middaguur door. We hebben de boel vannacht buiten laten staan zonder luifel dus het water druipt uit de stoelen. Dat wordt heukeren op de krukjes. En dan gaat het motregenen. We wilden vandaag een bezoekje brengen aan de stad en morgen verder trekken, maar die plannen stellen we maar een dagje uit: vrijdag zal het wel beter worden, toch? Het wordt een lamlendig dagje onder de luifel. De ene helft van ons kan zich maar moeilijk neergeven onder de weersomstandigheden en is er al snel helemaal klaar mee. ‘Wat doen we hier nog?! Alles is nat en vies! Het lijkt hier &%#¥ wel Oostenrijk!’ Maar ook deze dag gaat voorbij en de stoelen waaien toch nog droog. We schuiven aan in het restaurant voor weer een heerlijk maaltje. De luiken gaan vroeg dicht terwijl de regen weer op het dak klettert.
Wat is er toch met het weer aan de hand? Ook vrijdag is het zwaarbewolkt. Af en toe valt er een bui. Maar in de middag wagen we het erop en bestellen we een taxi die ons naar het centrum van Shkodër brengt. Echt veel te zien is er niet. Van een oud, historisch centrum is geen sprake. We slenteren wat door de winkelstraten in de druilerige regen.
Kijk, Moeder Theresa! Ze werd in 1910 geboren in Skopje uit Albanese ouders. Haar liefdadigheidswerk in India maakte haar wereldberoemd ook al was ze niet helemaal onomstreden. Zo legde ze bloemen op het graf van de Albanese dictator Enver Hoxha en dat werd haar niet door iedereen in dank afgenomen.
De ramen van het Marubi Fotomuseum zijn afgeplakt met papier. Daar zal wel een renovatie aan de gang zijn of zo.
De Ebu Bekr moskee is imposant. Op de camping kun je om 04:00 uur ‘s ochtends het ochtendgebed in de verte horen.
We lopen langs het standbeeld van Luigj Gurakuqi, de dichter en politicus naar wie de universiteit van Shkodër is vernoemd.
En dat was het wel zo’n beetje. Verder is er, behalve winkels, niet veel te zien. Om van de teleurstelling bij te komen, strijken we neer op een terras voor een drankje en een hapje. De jonge ober is heel vriendelijk maar duidelijk geen rekenwonder. Bij het afrekenen zegt hij: ‘One Lek, one euro!’ Z’n chef rekent hem snel voor dat dit sommetje natuurlijk niet klopt.
En dan gaan we met een taxi weer terug. We zijn het eens: hier hadden we niet een dag voor hoeven te wachten in de regen.
Zaterdag 17 juni: Shkodër (AL) – Stolac (BiH)
Rond 10 uur zoeven we over de spiksplinternieuwe rondweg van Shkodër en dat is eigenlijk wel jammer. Want nu missen we het gerammel door de buitenwijken waar talloze kleine winkels van Sinkel vanuit garageboxen hun waar aan de man proberen te brengen: plastic teilen, tweedehands kleren, schroevendraaiers, lampenkappen, fietsonderdelen, braadpannen, schoenen… je kunt het zo gek niet bedenken of het is er te koop. Maar dit rijdt wel lekker door.
Algauw zitten we weer op de doorgaande weg richting Hani i Hotit.
We doen nog even een supermarket aan waar we olijfolie, kruiden, kebab, brood en een enorme pot ajvar inslaan.
Kijk, het megalomane trouwpaleis! Dat betekent dat we vlak bij de grens zijn. We rijden zonder oponthoud Albanië uit en Montenegro binnen.
Als je de drukte bij Podgorica eenmaal voorbij bent, voert de weg je dwars door de bergen. Landschappelijk is het een prachtige route. Bij Vracenovici gaan we de grens met Bosnië Herzegovina over.
Bedelaars zijn er niet deze keer. Wel een zwerfhond die langs de wachtende auto’s sjokt en bedelt om een aai. Er gaan heel wat autoraampjes open en hij laat zich telkens met z’n ogen dicht genietend op z’n kop kroelen.
Zo strak als de Montenegrijnse wegen er in liggen, zo slecht zijn ze in Bosnië. Meteen na de grens begint het gerammel. Maar wat is het hier mooi! We hobbelen door een heuvelend, weelderig groen landschap met slaperige gehuchten waar keurig onderhouden moestuinen bij de huizen liggen en de loslopende koeien tegen melktijd weer naar huis worden gehaald.
Vlakbij het stadje Stolac ligt camping Heaven in Nature. De ontvangst is heel vriendelijk. De chef vraagt naar onze voornamen en daarmee zijn de formaliteiten meteen afgerond. We mogen zelf een plek zoeken. Er is ook een touringcar met een school uit Sarajevo neergestreken. De kinderen vermaken zich uitstekend op het terrein terwijl de begeleiders op de terrasjes langs de snelstromende Bregava een oogje in het zeil houden. Een fijne, relaxte plek.
De helft van ons kan het natuurlijk niet laten om gebruik te maken van de gratis wasmachine en algauw wappert de boel lekker aan de lijn. En om het feest compleet te maken genieten we – voor het eerst in dagen – weer heerlijk van de zon.
Zondag 18 juni: Stolac (BiH)
Het was vannacht weldadig stil. Om 07:00 uur komt de eigenaar van de camping – door de chef ‘the boss’ genoemd – uit z’n caravan waarin hij ‘s nachts bivakkeert. Een warme collegiale band hebben ze niet, de chef en the boss. Tenminste, als we afgaan op de woorden van de chef: ‘He only scrathes his ass and doesn’t work!’ liet hij ons gisteravond besmuikt weten.
Algauw verschijnen de eerste buurtbewoners voor een bakje straffe espresso. De hele ochtend komen en gaan gezinnen en opa’s en oma’s met kleinkinderen. De kleintjes spelen op het speelterrein, de volwassen kletsen en drinken wat. Aan de schommel voor de allerkleinsten die het schommelen nog niet onder de knie hebben, zit een lang touw zodat die vanaf het terras bediend kan worden. En dat is dubbel plezier dus, voor jong én oud.
In de middag wandelen we naar Stolac, oudste stadje van Bosnië. Het kent een rijke cultuurhistorische geschiedenis. In de omgeving zijn paleolithische grottekeningen gevonden die 16.000 jaar oud zijn. De Bregava stroomt dwars door de stad.
Veel huizen hebben aan de oever een moestuintje dat met zorg en liefde onderhouden wordt. Het is overal weelderig groen.
Bij restaurant Old Mill stromen watervallen spectaculair naar beneden. Als je dit wonder wilt zien, moet je hier in het voor- of najaar komen. In de zomer daalt het peil van de rivier snel en verdwijnen ze.
Ter hoogte van de moskee lopen we over de oude, stenen brug naar de andere oever.
Het kost even moeite om een tafeltje te krijgen bij Old Mill want het restaurant is tot in de wijde omgeving in trek. Helemaal op een zonnige zondagmiddag als deze. We eten er uitgebreid en heerlijk. De rekening bedraagt 22 euro. Voldaan wandelen we de 2 kilometer terug naar ons busje.
‘Arie! Arie!’ roept de chef ‘s avonds vanaf het terras. De voetbalwedstrijd Kroatië – Spanje begint zo en die wil hij samen bekijken. Er hangt een kleine tv. ‘The boss wouldn’t buy a bigger one!’
Als het Kroatische volkslied klinkt, wordt er naar de tv gespuugd. Waarom begrijpen we pas later als de chef vertelt over de jaren van de Balkanoorlog en de etnische zuiveringen die hier hebben plaatsgevonden. Bosnische moslims werden verdreven. Hun bezittingen, huizen en land werden door katholieke Kroaten geconfisqueerd. Zelf zat hij 8 maanden gevangen in een kamp. Het zijn de oude wonden waarvan de pijnlijke littekens de gemeenschap hier nog steeds diep verdelen.
Maandag 19 juni: Stolac (BiH) – Seline (HR)
‘Drink espresso?’ vraagt de boss als we klaar zijn om te vertrekken. Dus schuiven we aan op het terras. Het blijkt een vriendelijke man die het Engels amper machtig is, maar met handen en voeten van beide kanten komen we samen een heel eind. Behulpzaam helpt hij na de koffie nog even met het watertappen. ‘Don’t give him a tip when you leave tomorrow!’ zei de chef gisteravond bij het afscheid. Maar dat doen we lekker toch.
Het is niet ver naar de grens bij Metković.
Voor het kleine grenspostje staat een flinke file. Een douane-beambte haalt de touringcars alvast uit de rij. Die worden apart gecontroleerd.
De Kroatische douane hoeft onze paspoorten niet eens te zien. We mogen zo door. Zo makkelijk zijn we de EU nog nooit binnengekomen.
Na wat omzwervingen door het vogelreservaat Pod Gredom behaagt het Annie ons de tolweg richting Zadar op te laten rijden.
En dat is een welkome afwisseling van het gerammel door het natuurpark, hoe mooi het ook was.
Voor het eerst in dagen zien we de zee weer.
Camping Pisak in Seline heeft nog plek zat. We vinden een aardige plek onder een boom met een windje van en uitzicht op zee.
Dinsdag 20 juni: Seline (HR) – Gabrje (SLO)
De Jadranska Magistrale roept. We reden deze legendarisch mooie kustweg tussen Rijeka en Dubrovnik in 2018 al eens eerder en pakken, nu we op de terugweg zijn, graag nog een stukje noordwaarts mee. Snel gaat het niet met die ontelbare bochten maar de fenomenale vergezichten maken alles goed.
Als je de route van zuid naar noord rijdt, is het soms lastig om een parkeerplek te vinden. Maar met wat geduld lukt het om ons busje in de middag bij een etablissement te parkeren waar we onder de druivenranken voor de laatste keer op deze reis genieten van een heerlijk bordje cevapcici.
Met alle mooie vergezichten tikken de uurtjes ongemerkt weg.
Het is al na zessen als we in Slovenië aankomen. Camp Siber in Tolmin laten we na een eerdere ervaring graag liggen en we struinen het binnenland in op zoek naar Kamp Vili in Vojarje. Als je de reviews mag geloven, schijnt de eigenaar aldaar een klassiek chagrijn te zijn en dat willen we natuurlijk wel eens meemaken. Maar Annie kan de camping niet vinden.
We passen – met de adem in – nét over de brug en hobbelen richting Gabrje. Daar moet ook een camping zijn, direct aan de Soca. Camp Gabrje is overbevolkt. Maar dat komt vooral omdat het deze dagen decor is van een internationaal paragliding-evenement. Toch vinden we in de chaos tussen de bomen nog een plaatsje met stroom. Paragliders landen in file op het naastgelegen weiland.
Het is warm maar we nemen niet de moeite om de luifel uit te draaien. Camp Gabrje is voor ons geen blijvertje. Morgen willen we vroeg weer weg.
Woensdag 21 juni: Gabrje (SLO) – Aschau (D)
In alle vroegte is de camping alweer in rep en roer. De busjes die de springers naar de berg zullen brengen voor een nieuwe wedstrijddag staan al klaar. Maar voor ze in kunnen stappen, moeten eerst de lange rijen bij het sanitairblok worden bedwongen. Uiteindelijk sjokken ze met hun zware uitrusting op de rug richting receptie. De mevrouw die onder haar partytent adverteert met Energy Massage ziet de uittocht van de sporters met lede ogen aan.
Wij hobbelen weer over het smalle bruggetje over de Soca.
Richting Kransjka Gora gaan we, want we willen de Würzenpas oversteken richting Oostenrijk. ‘Zet meteen na Bovec Villach maar in Annie.’ zegt de chauffeur aka zelfbenoemd cartografisch wonderkind. ‘Dan komt het helemaal goed.’ De bijrijdster, die haar eigen auto in een parkeergarage nog niet eens terug kan vinden, voert deze taak in vol vertrouwen en nauwgezet uit. Het is een prachtige route en algauw beginnen we aan een flinke klim.
We klimmen tot een hoogte van 1155 meter en dan zijn we boven op de pas. De mond van de bijrijder valt open. En de chauffeur van z’n geografische voetstuk. Want: huh?!
Niks Würzenpas. We hebben de Predilpas gereden! ‘Nou krijg ik een pizza van je!’ grijnst de helft van ons. Maar het is nog niet eens 11 uur dus die zijn niet te krijgen. We dalen af langs het Lago del Predil.
Bij Tarvisio nemen we de doorgaande route naar de grens met Oostenrijk. En dan kom je een afslag naar Kransjka Gora tegen. ‘Zullen we nog een poging wagen op de Würzenpas?’ lacht de bijrijdster. ‘Zo ver is het hier niet vandaan.’ Maar de chauffeur heeft z’n raampje open en hoort niks.
Op de snelwegen in Oostenrijk rijdt het altijd lekker door en voor we het weten zijn we in Duitsland. De kerk van Anger waarschuwt ons dat we al bijna bij de Chiemsee zijn.
Bij Frasdorf gaan we de snelweg af richting Aschau. Daar is sinds enkele weken een gloednieuwe, compleet geautomatiseerde camperplaats geopend: Wohnmobilpark Alpen Camping.
Bij de betaalautomaat moet je je halve doopceel lichten, maar de plekken zijn ruim en de sanitaire faciliteiten 5 sterren waard. Je krijgt een kaart waarop je geld kan laden voor de stroom. Als je vertrekt, krijg je het geld dat je niet hebt verbruikt keurig weer op je pinpas teruggestort. Er zijn twee automaten met gekoelde drankjes, kaas, vleeswaren, boter en zelfs Holzhacker Buben-steaks, alles tegen zeer redelijke prijzen. In het hoogseizoen komt ‘s ochtends de plaatselijke bakker langs. Vlakbij is een restaurant met een zwemvijver waar je gratis gebruik van kunt maken. Het is nog even wachten op de WiFi maar die is binnenkort ook gratis beschikbaar, zegt de vriendelijke beheerder. Goed geregeld hier!
Als we zijn geïnstalleerd, komen er twee Nederlandse auto’s met caravan het terrein oprijden. Je ziet steeds vaker dat caravans gebruik maken van camperplaatsen. Op veel plekken is dat – naar onze mening terecht – verboden omdat camperplaatsen meestal niet ingericht zijn op parkeerplekken voor auto’s. Caravanbezitters koppelen hun auto los en parkeren die dan op plekken die voor campers zijn bedoeld. Maar hier kunnen ze de slagboom passeren. Het zijn twee bejaarde echtparen die op weg naar huis zijn na een ANWB-groepsreis door Kroatië. De digitale betaalzuil waar je je gegevens moet invullen, het kaartje waar je geld op moet laden om stroom te krijgen… het gaat hen wat boven de pet allemaal. We helpen natuurlijk graag even. Naar Kroatië gaan ze niet weer, vertellen ze: véél te veel rotsen.
Donderdag 22 juni: Aschau (D) – Kassel (D)
Het is nog voor de klok van negen als de betaalzuil ons kaartje weer inslikt en ons ongebruikte tegoed netjes op onze rekening deponeert. Een camperplaats om te onthouden, zeker als je op doorreis bent: je zit binnen 5 minuten weer op de Autobahn.
Langs de hopvelden gaat het richting noorden. Het rijdt lekker door.
Kassel moette halen zijn vandaag. Op de Duitse radio wisselen de waarschuwingen voor extreem weer steeds indringender de Duitse covers van internationale hits af. De lucht betrekt.
En dan gaat het opeens heel snel. De telefoons beginnen indringend te piepen.
We kunnen nog net de uitrit naar Kassel nemen voordat het losbarst. Het wordt donker, rukwinden slaan takken van de bomen en hagelstenen als golfballen bombarderen ons busje. Het verkeer komt tot stilstand. Het is dringen geblazen onder een viaduct, een relatief veilige haven bij dit natuurgeweld. Wij passen er nét niet onder. We houden onze adem in, bang dat de ramen en dakluiken er uit zullen slaan. Als het even wat rustiger lijkt te worden, rijden we van de rondweg af een woonwijk in. Wie weet kunnen we hier tussen de huizen wat beschutting vinden tegen de stormwind en de hagel. Dat lukt maar half.
Uiteindelijk bereiken we camping in Kassel. De camperplaats heeft nog een plekje vrij en in de stromende regen melden we ons aan bij de betaalzuil op de camperplaats. Op de camping staan veel mensen op ladders het dak van hun caravan of camper te inspecteren op schade. Wij maken ook een rondje langs ons busje, maar in dit donkere weer met slagregens is er weinig chocola van te maken. Alleen het kapje van de ontluchting in de badkamer is eraf geslagen. Dat merken we aan het regenwater dat gestaag naar binnen drupt. Maar als dat alles is… We liggen vroeg onder de wol. De hele nacht horen we sirenes van brandweer en politie.
Vrijdag 23 juni: Kassel (D) – Leeuwarden
We zijn – in de stromende regen – al weer vroeg op weg. Het Duitse nieuws meldt dat de basisscholen in Kassel vandaag gesloten blijven. Het centrum van de stad staat nog blank.
Voor het eerst in jaren rijden we noordwaarts op zoek naar mooi weer. En voor de grens met Nederland breekt de hemel helderblauw open.
Als we thuis zijn, doen we – in de stralende zon – nog een rondje langs ons busje en dan zien we pas dat de hagel toch flink wat schade heeft aangericht. We bellen met de verzekeringsmaatschappij en die stuurt ons meteen door naar een schadebedrijf in de buurt. Geraamde kosten: tussen de 6000 en 8000 euro. Gelukkig zijn we goed verzekerd. En… met Vicky gaat het goed!
‘Als we eerst maar bij Heerenveen zijn!’ jammert de helft van ons om 07:00 uur terwijl ze de laatste spullen inpakt, de stofzuiger door het huis slingert en 20x controleert of de prullenbakken leeg, het gas uit en de ramen dicht zijn. Het klinkt nogal geagiteerd. Maar dat is helemaal niet erg want dat doet ze elk jaar: dat hoort er bij als we met ons blauwe busje richting zuiden gaan.
Om kwart over negen zijn we startklaar en rijden we de straat uit. Tot Heerenveen in stilte en daarna begint de reis pas écht.
Tegen half 12 rijden we Duitsland in en drie kwartier later maken we onze eerste stop bij Raststätte Hünxe.
Om nu al aan de Currywurst mit Pommes te gaan, gaat ons wat te gek dus lunchen we met aangeklede broodjes knakworst uit eigen keuken.
Het is weer is somber: regenachtig en grauw en boven de 10 graden komen we niet.
Rond half vier vinden we één van de laatste vrije plaatsen op de camperplaats in Idstein. Je kunt het staangeld lekker modern via de bank overboeken, maar veel leuker is het om naar het oude centrum te kuieren. Daar kun je je 10 euro contant betalen bij de vriendelijke dame van de plaatselijke VVV die domicilie houdt in een prachtig middeleeuws pand. Walt Disney meets de Efteling hier. En dan natuurlijk op z’n Duits: alle winkels én de VVV gaan stipt om 17:00 dicht.
In het eerste, voorzichtige, flauwe zonnetje van vandaag strijken we neer op een terrasje.
In de avond begint het weer te regenen en liggen we al vroeg onder de wol. Het zonnetje zal morgen wel gaan schijnen, toch?
Donderdag 11 mei: Idstein (D) – Golling (A)
Het was een frisse, oorverdovend stille nacht. Vroeg op stok is vroeg uit de veren dus na de boterham met ei en spek en een kan koffie zijn we al voor 08:30 uur weer op pad. Het is eindelijk opgehouden met regenen dus die flinke etappe van zo’n 600 kilometer vandaag wordt een fluitje van een cent.
Maar we komen van de koude kermis thuis. Amper Idstein uit gaan de hemelsluizen weer open en doen we er bijna 10 uur over om in Golling te komen. Het plenst de hele dag en de Autobahn is één langgerekte Wir bauen für Sie.
Het ronden van München kost alleen al bijna 2 uur.
De Spar in Golling is tot 19:00 uur open en op de valreep doet de helft van ons nog even een haastig rondje langs de schappen. De camperplaats bij Aqua Salza heeft de prijzen wel verhoogd maar blijkbaar niet in de gaten dat de helft van de stroomaansluitingen het niet meer doet. Dus verplaatsen we ons busje in de stromende regen naar de andere paal waar gelukkig nog een plekje vrij is. We koken ons eigen potje en gaan weer met de kippen op stok. Oh, waar blijft die zon toch?!
Vrijdag 12 mei: Golling (A) – Rakitje (HR)
Dat het altijd regent als wij in Oostenrijk zijn, is niet helemaal waar want bij het wakker worden klettert er niks meer op ons dak. De wolken hangen laag rond de bergen en dat ziet er wat mistroostig uit. Hup, aan de koffie en vlug weer op pad. We tanken in het dorp en dat scheelt – vergeleken met tanken aan de snelweg – een flinke slok op een borrel.
We laten de Karawankentunnel voor wat ‘ie is en gaan weg van de snelweg richting Graz. Een mooie rit binnendoor. Zelfs het zonnetje doet haar best om er iets van te maken en daar knapt alles van op.
Het e-vignet voor Slovenië is gauw gekocht. Ook al zijn we binnen een uur het land weer uit, het is niet verstandig de gok te wagen want de controle is streng en de boete hoog. En ja hoor: het begint weer te plenzen…
De grens tussen Slovenië en Kroatië is verlaten, alle hokjes zijn leeg. Vlak na de grens doemt de eerste tolpoort op en tappen we ons eerste tolkaartje.
En dan is het niet ver meer naar Camp Zagreb. Daar staat het al behoorlijk vol. Het luifeltje gaat uit. Niet tegen de zon, maar tegen de regen. We zitten feestelijk buiten want echt koud is het niet. En wie het kleine niet eert…
Het is vannacht opgeklaard en rond half 6 zit de helft van ons al weer lekker op de teenslippers buiten onder het luifeltje. Haast is er niet, want de etappe van vandaag is nog geen 350 kilometer. Alle tijd dus voor eitjes met spek, koffie en wat lanterfanten.
Dachten we dat wij al een aardig eind op weg waren… achter ons staan twee bejaarde Finnen in een kapitale camper. Die zijn nog verder van huis. Ze vertrekken straks ook en alle handelingen gaan tergend langzaam maar in volstrekte harmonie. Mooi, als je zo oud kunt worden.
We hebben de sani-plaats bijna voor de deur, dus dat wordt innemen en lozen. Tenminste, als de Duitse buurman straks klaar is met de grondige wasbeurt van z’n camper. Als zo’n ding niet een beetje vies mag worden op reis dan kun je ‘m beter in de stalling laten staan, is ons adagium. Maar het water is gratis en dat gegeven zal zeker wel aan deze activiteit bijdragen. Als hij er voor moest betalen, stond hij vast niet een kwartier te sproeien.
Tegen half 10 zijn we startklaar voor de saaiste etappe die je, als je via deze route naar Griekenland gaat, moet afleggen. Vanaf Zagreb tot aan de grens met Servië en daarna tot Belgrado gaat het op een tolweg door vlak laagland waar links en rechts geen enkele reuring is. Behalve wat koeien en paarden in het struikgewas. En vooral die laatsten zie je veel want dit is het gebied waar de Lippizaners gekweekt… geteeld… oh nee, gefokt worden.
Maar er is weinig verkeer op deze route, dus het kart lekker door.
We tanken nog een keer bij een troosteloos tankstation waar de vrachtwagenchauffeurs alvast hun potje aan het koken zijn. De file vrachtauto’s voor de grens met Servië is altijd lang (want Servië is geen lid van de EU) en dan kun je maar beter je maag alvast gevuld hebben.
Het laatste Kroatische tolhokje ligt zo’n 6 kilometer voor de grens met Servië en vlak daarna begint op de rechter rijbaan de file met stilstaand vrachtverkeer dat de grens over moet.
De grensformaliteiten worden – met een ferme stempel in onze paspoorten – snel afgehandeld al wil de Servische douanier nog wel even dat we de schuifdeur van ons busje open doen zodat hij op z’n gemak vanuit z’n hokje even kan checken of we wel écht een camperbusje zijn.
En dan is het niet ver meer naar de afslag Sremska Mitrovica. De helft van ons, die als ze kaart moet lezen amper weet wat links of rechts of noord of zuid is, weet na 4 jaar nog feilloos waar de supermarkt zich bevindt en warempel: de bejaarde slager mikt nog even fleurig als toen de cevapcici op een vetvrij papiertje. De pot ajvar is ook weer binnen. En de thermometer geeft 22 graden aan.
Helemaal in onze nopjes vervoegen we ons bij camping Zasavica waar het heerlijk toeven is onder de bomen. De vogeltjes kwinkeleren. En de ranke Pule-ezeltjes uit het naburige natuurpark balken vrolijk in de verte. Morgen komt er een groepsreis aan, meldt de lieve beheerster. Mooi, dan zijn wij alweer weg.
Het heeft vannacht flink geregend maar als tegen de klok van 8 de koffie en de geroosterde boterhammetjes met kaas op de ontbijttafel staan, is het weer even droog. De beheerster is ook al vroeg uit de veren en terwijl ze de laatste snoei-werkzaamheden afrondt – ter voorbereiding op de komst van de groepsreizigers – komt haar echtgenoot ook voor het licht. Naar goed Servisch gebruik kijkt hij kritisch toe hoe zij de kruiwagen bestuurt.
Een half uurtje later zijn we al weer op weg en het ronden van Belgrado is op zondag – ook al regent het weer pijpenstelen – een fluitje van een cent. Tussen de glimmende Audi’s, BMW’s en Mercedessen rijdt er nog een zeldzame Zastava.
Nu de snelweg door Servië vanaf de grens met Kroatië tot aan de grens met Noord-Macedonië helemaal klaar is en getransformeerd is tot één lange tolweg, is het gedaan met de talloze wegrestaurants die je voorheen langs deze route tot aan Nis aantrof. Wég zijn alle rommelige uitspanningen die allemaal Bosphorus, Istanbul of Ankara heetten en voorzien waren van megalomane Turkse vlaggen. KFC en McDonald’s hebben het overgenomen.
Af en toe klaart het wat op en doet de zon haar best. Maar telkens vergeefs.
Tegen half vier rijden we het terrein van Enigma in Vranje op. Ook hier is een heleboel water gevallen.
Het zwembad en de buitenbar annex restaurant liggen er verlaten bij en ook het terras is nog niet opgebouwd. De chef, een aardige jongeman van midden 30, houdt daarom kantoor in het binnen-restaurant. Hij zit in zak en as. Niet alleen vanwege het weer, maar ook omdat zijn zoektocht naar een kok voor het komende seizoen maar steeds vruchteloos blijkt: ‘They all leave to work abroad!’ Maar het bier, de wijn én de asbak komen op tafel (‘This is Serbia, anything is allowed here!’) en dat maakt de tongen los. Hij vertelt over de recente mass-shootings in z’n land en de bezorgdheid die hij en z’n vrouw hebben over z’n zoontje van 6 dat binnenkort voor het eerst naar school moet. We bespreken de politieke situatie in Servië en van het één komt het ander. Opeens zijn we aanbeland bij de LHBTI-community in Vranje. Die schijnt explosief te groeien: ‘A few years ago there was one gay in town, now there are more than 20!’ Opeens zien we dat er een paar geweren in de vensterbank liggen. ‘Don’t worry, they are not working!’ lacht hij breed.
Z’n vrouw en kinderen en de pater familias arriveren ook en er worden lachend handen geschud. ‘s Avonds eten we in het restaurant en ook zonder officiële kok krijgen we heerlijk eten opgediend. De porties zijn zó groot dat er gemakkelijk een weeshuis van kan eten. We schudden na afloop van het bacchanaal weer volop handen en rollen tevreden ons busje in.
Maandag 15 mei: Vranje (SRB) – Kato Gatzea (GR)
Vanuit Vranje is het zo’n 40 minuten rijden naar de grens met Noord-Macedonië. Tenminste, als het lukt om het tolpoortje bij Vranje terug te vinden. Dat ligt achter een bijna ondoorgrondelijke wirwar van weggetjes, bruggen en viaducten en Annie heeft er zo’n hekel aan dat ze ons meestal eerst een uurtje door de binnenlanden zuidwaarts laat sukkelen voordat we de tolweg weer op kunnen. Maar dit keer zijn wij de volhardende partij en via een – volgens de verkeersborden illegale, maar hier in de praktijk dus volstrekt toegestane – vreemde manoeuvre bereiken we probleemloos het tolstation en algauw de grens.
Het is niet druk op de weg en bij het eerste Noord-Macedonische tolpoortje heeft de tollenaar alle tijd voor een gezellig praatje waarbij hij ontspannen en goedlachs met zijn hele bovenlijf uit het hokje hangt. Waar we vandaan komen? Waar we naar toe gaan? En hoelang? Hij wuift ons hartelijk uit.
De afslag naar Skopje voorbij duikt de snelweg de bergen in. Het is een prachtige route.
Tegen twaalven bereiken we de grens bij Evzoni. We zijn er! De klok springt een uurtje vooruit.
Ter hoogte van Litochoro piepen de hoogste pieken van het Olympos-gebergte nog net boven de wolken uit.
Na de eerste frappé van dit seizoen op het terras van een wegrestaurant gaan we blijmoedig verder richting Volos.
En dan is het bij Agria linksaf, de Pilion op. Op camping Hellas staat het al behoorlijk vol. Maar de ontvangst is allerhartelijkst en ook al staan we dit keer niet aan zee, we zijn blij dat we er zijn. De taverne lonkt.
Kalí órexi!
Dinsdag 16 mei: Kato Gatzea (GR)
Zonnig is het niet, maar het is droog en niet koud, dus wat wil een mens nog meer. Vandaag hoeven we – na 6 reisdagen – lekker helemaal niks. Maar Hoofd Binnenlandse Zaken kan de rust nog niet zo goed vinden want er ligt inmiddels een flinke was en ‘de groente moet nodig op.’ Dus begeeft ze zich met de was-tas naar de receptie. Buitenlandse Zaken spant een paar prachtige lijntjes rond de dikke olijfboom en terwijl de schone was in een mals Grieks lentebuitje aan de lijn hangt, knutselt ze een pastasalade in elkaar. ‘Dat eten we vanavond met die Holzhackerbuben-steaks uit Golling want die moeten ook op!’ Zo, dat is ook weer gepiept. Het wordt vast lekker. De andere helft van ons heeft inmiddels de spijkerbroek én de jas weer aan want echt Grieks weer wil het nog maar niet worden. ‘The sun wil come out tomorrow!’ zegt de doortastendste van de twee zussen die de camping bestieren. Maar of dat echt zo is of dat ze te vaak Annie heeft gekeken, zullen we morgen wel zien.
Woensdag 17 en donderdag 18 mei: Kato Gatzea (GR)
‘s Ochtends tegen zevenen staat het zonnetje uitbundig te stralen aan een strakblauwe hemel. Behalve de vogeltjes, die er in de olijfbomen al lustig op los fluiten, is het nog stil. Zelfs de krekels laten zich nog niet horen, want daarvoor moet het minstens juli zijn. Dan zijn ze volwassen. Maar ook zonder krekelconcert is het heerlijk.
In de ochtend slaan we op het strand rechtsaf richting het dorp. Een aangenaam wandelingetje langs zee, eerst over een stukje rotsachtig pad waar wilde bloemen uitbundig in bloei staan.
De kleine boulevard ligt er charmant bij en wordt geflankeerd door prachtige huisjes. Sommige goed onderhouden, sommige vervallen en sommige in de steigers vanwege renovatie.
De helft van ons zoekt er alvast eentje uit. Voor als Gaston nog eens langs komt.
Aan het kleine haventje drinken we een frappé. Je kunt hier ook een bootje huren om een dagje op de Golf van Volos rond te dobberen en op de kade staan drie jonge dames in hippe jurkjes langdurig te onderhandelen met de kapitein. Hij ruikt een buitenkansje maar als hij z’n buitenboordmotor in het water laat zakken, zien ze toch maar af van het avontuur.
Terug op de camping is het tijd voor de lunch en een siësta. Aan het eind van de middag schuiven er wat wolken voor de zon. We eten weer lekker in de taverna. Een heerlijk dagje!
De volgende ochtend slapen we zowaar een beetje uit. Het vakantie-tempo begint te wennen. Het wordt een loom dagje onder de luifel met af en toe zon, af en toe een buitje én een flinke onweersklap.
Tegen 18:00 uur, als de helft van ons alvast eens kijkt wat ze straks zal koken, klinkt er opeens luid geborrel. ‘De buren hebben de pannen zeker ook al op de grootste pit staan.’ meldt ze vanuit het busje. Maar het blijkt een gesprongen leiding te zijn. Onwelriekend water borrelt tussen ons en de achterburen omhoog uit de grond. De eigenaresse is er snel bij en de loodgieter wordt gebeld. ‘Es riecht faul!’ roept de Duitse achterbuurvrouw vertwijfeld. ‘Und wir möchten heute Abend Barbecue!’ En dan komt er al gauw een medewerker langs met een teil vol schuimend sop die hij over het gras kiepert: ‘So it smells better’, lacht hij.
Vrijdag 19 mei: Kato Gatzea (GR) – Delphi (GR)
Het is al na de klok van 10 als we klaar zijn voor vertrek. Het waren drie rustige dagen, maar nu zijn we wel toe aan een nieuw voortuintje. In Agria doen we de Lidl aan en daar zwermen een roedel katten, een koppeltje zwerfhonden én een ruitenwisser-verkoper over de parkeerplaats. Voor de dieren is dit een plek waar het goed toeven is: toeristen én Grieken kopen bij de boodschappen ruimhartig blikjes voer en brokken voor de arme zwervertjes. De ruitenwisser-meneer is natuurlijk niet zo aaibaar of fotogeniek. Van ons wordt hij ook niet rijker want de ruitenwissers die we ons vorig jaar bij de Lidl in Skala door één van zijn branchegenoten lieten aansmeren, zwiepen nog steeds als een tierelier. Er staan ook twee équipes van een Nederlandse groepsreis. Die gaan vast richting Delphi. We knopen een praatje aan en… ja hoor. Nou ja, we zien wel. Er blijft vast wel een plekje voor ons over.
Achter Volos schampen we voor 6 euro nog een paar kilometer tolweg en dan krijgt Annie de opdracht om richting Lamia de tolwegen te vermijden. Dat gaat natuurlijk Aken & Keulen om, maar het is een prachtige rit. We heuvelen door kleinschalig landbouwgebied waar de velden omzoomd worden door knalrode klaprozen.
In een van de slaperige dorpjes, waar de muizen bijna dood voor de kast liggen, struint een kudde schapen tussen de huizen rond.
Oude landbouwwerktuigen geven het tempo aan.
We nemen toch maar weer een stukje tolweg, want hoe mooi het hier ook is, op deze manier is Delphi nog zo’n 300 kilometer weg en dat duurt ons wat te lang. Bij Lamia gaat het de bergen in richting Amfissa en al hebben we deze route al vaker gereden, hij blijft prachtig. Zeker in deze tijd van het jaar als de brem uitbundig bloeit.
Op camping Delphi is er van de groepsreizigers geen spoor te bekennen. Vasili vertelt ons dat hij en z’n broer besloten hebben om dit jaar nog maar een beperkt aantal groepen toe te laten. ‘To keep the balance!’ Een wijs besluit, want het begon ook wel een beetje een gekkenboel te worden hier. De groepen zijn nu vast uitgeweken naar camping Chrisso of naar camping Apollon, die liggen hier vlak in de buurt. Maar het is even goed nog druk. Gelukkig is er nog een panoramisch plekje voor ons vrij. En voor dit uitzicht zijn we gekomen.
Zaterdag 20 mei: Delphi (GR)
Zo vol als de camping ‘s avonds staat, zo leeg loopt hij ‘s ochtends weer. De vroegste vogels vertrekken al tegen 08:00 uur. Dan opent de archeologische site in Delphi de deuren en de vroege ochtend is het beste moment om het terrein te bezoeken. Het is er dan nog relatief stil en koel. Wie aan het eind van de ochtend vertrekt, heeft meestal gisteren Delphi al bezocht en trekt weer verder op zoek naar nieuwe highlights. Wie blijft, heeft rust.
Nou hebben we van hitte vandaag geen last, want het is bewolkt en het waait af en toe zó hard dat de koffiemelk van tafel waait, maar echt koud is het niet. Veel doen we niet. De helft van ons lokt met zijn vogelgeluiden-app de vinkjes naar ons tafeltje en de andere helft mikt de souvlaki’s in de marinade zodat die lekker een paar uurtjes kunnen trekken voordat ze op de grillplaat gaan. We lezen wat en doen een spelletje. De Turkse torteltjes scharrelen om ons heen. We genieten van de stilte en het uitzicht dat ons nooit verveelt. En dat is vandaag genoeg.
Zondag 21 mei: Delphi (GR) – Glyfa (GR)
Vannacht heeft het af en toe geregend. Gelukkig niet zo veel als in de dromen van de helft ons die midden in de nacht naar de wc stiefelde en dacht dat de hele camping ondergelopen was. De broodrooster – die we voor het eerst in onze campercarrière mee hebben – is toch wel een aanwinst: keihard Grieks brood of laffe plakjes ‘tost’ worden in een handomdraai getransformeerd tot een acceptabel ontbijtje. Een bakje Nescafé erbij en dan zijn we om 10:00 uur al weer op weg. Op naar de Peloponnesos.
We sukkelen dwars door de olijventuin van Apollo richting Itea en vervolgens langs de Golf van Korinthe richting Antirrio en dat is een mooie route. Her en der zijn nog sporen te zien van de bosbranden die in de gloeiend hete zomer van 2021 Griekenland teisterden. Na dik een uur komt de brug naar Rio in zicht.
De overweging om in plaats van de brug de ferry naar de overkant te nemen, is vanwege de straffe wind met schuimkoppen snel van tafel. We betalen 21 euro tolgeld en dan zoeven we over het imposante bouwwerk.
Zuidelijk van Patra gaat de tolweg over in de New National Road richting Pyrgos. Altijd een tricky traject waar je goed moet uitkijken omdat de Grieken de weg met twee rijbanen gebruiken als driebaansweg: men rijdt half op de vluchtstrook zodat het midden vrij blijft voor inhalers uit beide richtingen. We hebben op deze weg al heel wat angstige momenten beleefd die gelukkig telkens nét goed afliepen. Blijkbaar vonden de Grieken het ook allemaal wat te gek gaan, want de weg is nu helemaal opnieuw ingericht en daardoor een stuk veiliger geworden.
We slaan rechts af, richting Kyllini, een mooi binnendoor-ritje.
Jonge olijfbomen staan op knalgeel tapijt groot te worden.
En de eerste watermeloenen liggen al op het veld.
De chef van camping Ionion Beach herkent ons van de voorgaande jaren en zorgt er voor dat we, met wat omzwervingen, toch voor een weekje aan het strand zullen kunnen staan. Eerst even parkeren op plek A20 en wachten tot het bejaarde echtpaar klaar is met het verlaten van plek A3. Dat duurt twee rondjes lang in de poolbar met uitzicht op de onstuimige Ionische zee.
Dan een nachtje verblijven op A3 en morgen naar C5, een mooie grote plek vlak aan het strand. Dát is geregeld. Nu de zon nog. Maar voordat we die zullen zien, gaat het eerst nog hard en lang regenen.
Maandag 22 t/m zondag 28 mei: Glyfa (GR)
Wát een water is er gisteravond en vannacht gevallen. Ook vandaag zal de zon zich niet laten zien. Het duurt tot bijna het middaguur voor plek C5 vrijkomt. We zijn snel geïnstalleerd en onder de luifel wachten we op het mooie weer. Er is weinig reuring op de camping. Het zwembad ligt er verlaten bij.
En slechts een enkeling waagt zich met dit weer op het strand.
‘s Avonds eten we in het restaurant. ‘I remember you!’ lacht de ober tegen de helft van ons. Die glimt vanonder z’n pet van trots want ook op camping Hellas en in Delphi zorgde zijn handelsmerk voor herkenning. ‘Als we weer thuis zijn, bestel ik gelijk een nieuwe!’ grijnst hij breed naar zijn wederhelft. ‘Krijg je die op je verjaardag.’ zegt ze ruimhartig en gaat weer op in de achtergrond. Proost!
Naast de groepsreizen van de NKC en de ACSI maken we kennis met een nieuwe hype: campers met gezinnen met kinderen die in deze tijd van het jaar gewoon op school zouden moeten zitten, maar die in plaats daarvan met hun kroost langere tijd rondreizen door Europa. Je herkent ze aan de logo’s op hun camper in de trant van ‘Europe 2023! Follow us on Instagram!’ Ze hebben van die hippe vlaggenlijntjes achter de ramen hangen in beige, olijfgroen, taupe en okergeel. Of van die neppe Tibetaanse gebedsvlaggen. En een plastic buitenkleed met Marrokaans motief in combinatie met een lichtsnoer van de Action onder de luifel. Vaak hebben ze een gitaar mee. Of in het ergste geval een elektronische dwarsfluit die ze aansluiten op hun bluetooth-boxje zodat het valse gereutel over de hele camping schalt. De helft van ons is na een poos zó zat van het kattengejank dat ze op de zelfbenoemde artiest afstapt en vraagt waarom hij denkt dat iedereen in zijn wijde omgeving wil meegenieten. En dan keert godzijdank de stilte weer terug.
We brengen de dagen in lome ledigheid door. Een (af)wasje, boekje lezen, puzzeltje maken, een potje tric-trac in de beachbar, ons eigen potje koken, lekker eten in het restaurant… luieren in optima forma. Het valt de aardige tuinman blijkbaar ook op dat we onze dagen in volstrekte ledigheid doorbrengen, want hij vraagt ons op een gegeven moment of we misschien ‘rente rente’ (met pensioen) zijn.
Op vrijdag wil de helft van ons wel eens fan de pôle. Dus mikken we alles in de kastjes en rijden richting de haven van Kyllini waar de veerboten naar Zakynthos en Kefalonia vertrekken. We parkeren pal voor het gemeentehuis, vlakbij de haven.
De inscheping is in volle gang.
Het zijn niet alleen vakantiegangers die aan boord gaan. Vlak voor vertrek komt er nog een verlate Griek met de vlam in de pijp aanscheuren op z’n knetterende quad. Hij mag nog nét mee. We bekijken de taferelen heerlijk vanachter onze frappé.
Het beroemde Navagio-strand op Zakynthos – waar het scheepswrak Panagiotis ligt – is gesloten wegens risico op aardverschuivingen. Met de auto kon je er al sowieso niet komen, maar nu mag je er ook niet meer via zee aan land. En dat zal wel een gevoelige aderlating zijn voor de plaatselijke boattrip-branche én voor vakantievierende instagrammers die ‘The ten places in Greece you must visit!’ nu gereduceerd zien tot een schamele negen.
We kachelen langzaam terug richting camping.
Richting de New National Road doorkruisen we vlak tuinbouwgebied met uitgestrekte velden waarop plastic kassen staan waarin watermeloenen, aardbeien en tomaten worden geteeld. Her en der zijn rommelige kampen gebouwd die bestaan uit oude caravans en onderkomens van pallets en plastic. Hier wonen de Roma en de illegalen die als seizoensarbeiders in een ondoorbreekbare cirkel van armoede hun kostje bij elkaar scharrelen.
Op de parkeerplaats van de My Market in Gastouni loopt een jongetje van een jaar of 10 rond. Hij hoopt op de 50 eurocent die mensen na het inkopen doen uit hun karretje halen. Het is een tafereel dat je in Griekenland vaker ziet bij supermarkten. Dit zijn de kinderen uit de kampen. Bij ons veroorzaakt zo’n situatie altijd vragen, dilemma’s en onmacht: Waar zijn in godsnaam z’n ouders? Moet je zo’n kind wat geven? Houd je daarmee deze praktijken niet in stand? Maar het is hartverscheurend om zulke kinderen te zien. Ze zouden op school moeten zitten, een toekomst moeten hebben, lichtjes in hun ogen en een lach op hun gezicht. En niet urenlang moe, schichtig en afgetobd in de brandende zon op een parkeerplaats moeten rondhangen. Dus geven we hem toch wat. Van de Duitsers naast ons krijgt hij een twix die hij meteen oppeuzelt. Met een knoop in de maag rijden we terug naar de camping.
Daar is de Duitse achterbuurman druk bezig met z’n aanstaande vertrek. Terwijl hij op z’n roze teenslippers in de krochten van z’n Pössl-busje kruipt, vragen we ons af waarom je een toren (bijna lege) frisdrank-kratten zou willen meeslepen op reis. ‘Als we weer thuis zijn, ga ik ook eens macrameeën.’ zegt de creatieve helft van ons.
Het is zondagmiddag tegen de klok van 5. ‘We kunnen hier toch niet een hele week gestaan hebben met een zwembad vlak naast de deur zonder er ook maar één keer in te hebben gezwommen!’ gooit de helft van ons op tafel. Ze voegt de daad meteen bij het woord en hijst zich onverwijld in badpak. Het duurt nog even voor ze er daadwerkelijk in ligt, want ze heeft het kortste pad naar het zwembad niet helemaal in het snotje dus is de andere helft van ons er allang door voor zij – ‘Koud! Koud!’ kermend – ook te water gaat. Maar lekker is het. ‘s Avonds eten we nog een keer in het restaurant. Morgen trekken we verder.
Maandag 29 mei: Glyfa (GR) – Mykines (GR)
Om 10:00 uur rijden we de camping af, op naar de New National Road richting Pyrgos. De volgende stop is Amaliada. Terwijl de helft van ons door de Lidl banjert, struint de ander Google Maps af op zoek naar de mooiste route die ons zonder tolwegen naar de oostkant van de Peloponnesos kan brengen. Ondertussen raakt hij aan de praat met een Nederlands stel dat in hun busje langs de kustlijn van de hele Peloponnesos wil rijden, Athene wil bezoeken, via Chalkidiki naar Istanboel wil en ook de Zwarte Zee en Bulgarije nog wil zien. Ze hebben twee maanden de tijd. Dat wordt elke dag als een malle langs alle moois scheuren, lijkt ons. Maar ieder het zijne.
Na de Lidl begint de reisdag pas écht. Annie vindt het niet zo leuk dat we door de binnenlanden van dorpje naar dorpje willen kachelen. Ze probeert ons telkens op de grote weg te krijgen en het duurt een poos voor ze zich gewonnen geeft. We gaan de bergen in. In de verte roert de hemel zich.
Het eikenbos van Foloi, dat op bijna 700 meter hoogte in de uitlopers van het Erymanthos-gebergte ligt, is de eerste highlight van de route. Hier woonden volgens de overlevering de Centauren die werden aangevoerd door Folos, de vriend van Heracles. Het bos maakt inmiddels deel uit van de Griekse Natura 2000 gebieden.
De hemel breekt en in een dikke stortbui zetten we ons busje toch maar even aan de kant. Kunnen we meteen even lunchen. De plaatselijke dorpsjeugd klit hier onder betere weersomstandigheden graag wat bij elkaar. Mét lucifers, zo te zien.
We bevinden ons in Arcadië, een dunbevolkt gebied dat bekend staat om haar bergdorpen.
En dat staat garant voor spectaculaire vergezichten. Ook wanneer het weer wat minder mooi is, zoals vandaag.
In Levidi steken we aan bij een bedrijf in bouwmaterialen. Hier verkopen ze de voor Griekenland zo kenmerkende, draaiende schoorsteenkappen in de vorm van een gestileerde vogel.
De helft van ons droomt al jaren van zo’n kap op een van onze schoorstenen. En dit is het moment om bij de vriendelijke verkoper eens te informeren naar de mogelijkheden. Algauw wordt duidelijk dat je er een vierkante schoorsteen voor nodig hebt. En die van ons zijn rechthoekig. Ah, dat is jammer! Iets anders wat je ook vaak bij Griekse huizen ziet, zijn de akroterion aan het laagste punt van de dakvorsten. Ze werden in de Oudheid al toegepast en ook de moderne Grieken versieren er nog steeds graag hun huizen mee. We kopen er twee. ‘Een beetje snelcement en dan heb ik ze er zó op!’
Om bij Mykines te komen, moeten we nog een flinke pas over die ons tot dik 1200 meter hoogte brengt. De temperatuur maakt een vrije val. Maar wat is het mooi!
Gelukkig bestaan ze nog, die typisch Griekse kleinschalige campings die door meerdere generaties gerund worden. Camping Atreus, aan de ingang van het dorp Mykines is zo’n pareltje. Als we het terrein oprijden, is het er stil al staan er her en der caravans en campers. Het kantoor zit op slot. Met de sleutel in de deur. We lopen wat rond en strijken dan neer op het terras. De citroenen hangen aan de bomen, de potplanten bloeien uitbundig en de vogels geven een luid concert. We hebben alle tijd. Er zal straks wel iemand komen.
En daar komt oma aan. Op twee krukken. Ze spreekt vooral Grieks met hier en daar een woordje Engels. Haar zoon komt straks, begrijpen we. Als hij klaar is met ‘phiesjing’. Hij is vissen, denken we maar het blijkt dat hij het zwembad aan het vullen is. Hij ontvangt ons hartelijk en er hoeven geen formulieren ingevuld te worden of paspoorten te worden overlegd: ‘Find your place en pay tomorrow!’ Als we geïnstalleerd zijn, komt hij nog even langs om te vragen of we hier écht wel willen staan omdat hij bang is dat we last zullen hebben van het verkeer dat het dorp inrijdt. Ook excuseert hij zich alvast voor eventuele blaffende honden in de buurt. Wat reviews van verwende toeristen op social media toch kunnen aanrichten…
We eten ‘s avonds heerlijk op het terras waar oma tevreden toekijkt hoe haar zoon de grill bestiert, haar schoondochter de drankjes serveert en de gasten genieten.
Er blaften nauwelijks honden en er was amper verkeer, dus het was een rustige nacht. We zijn vroeg bij de pinken want vandaag willen we Mycene bezoeken en uitstapjes naar archeologische sites kun je het best vroeg in de ochtend doen.
De zoon is nergens te bekennen, maar de schoondochter is achter de taverna bezig om een magere, armetierige zwarte kitten melk te voeren. Ze spreekt weinig Engels maar met handen en voeten begrijpen we dat ze zich grote zorgen maakt over het kleine zwervertje. ‘No mama, no milk!’ zegt ze handenwringend. En het wordt ons ook duidelijk waarom er hier zoveel zwerfdieren zijn. Atheners, die graag een weekendje naar Nafplio gaan, zetten hun overbodige huisdieren hier in de buurt onbeschaamd uit de auto.
De betaling wordt vlot afgehandeld en als we de camping afrijden komen we de zoon nog tegen. Door de open ramen zeggen we elkaar hartelijk gedag.
We rammelen door het dorpje richting de site van Mycene die zo’n 2 kilometer verderop ligt. Alle etablissementen heten hier Agamemnon, Klytemnestra, Elektra of Helena en met deze sleutelfiguren uit de Trojaanse saga heb je het dorp ook wel zo’n beetje gehad. Behalve de mini-market dan. Die heet gewoon mini-market.
Twintig jaar geleden waren we hier voor het laatst. Toen was het hartje zomer, bloedheet en heel erg druk. Nu is het relatief koel en rustig. We ondernemen de klim naar de beroemde Leeuwenpoort.
‘I will find Agamemnon!’ schijnt Heinrich Schliemann geroepen te hebben toen hij in 1876 aan de eerste opgraving begon. Vlak achter de Leeuwenpoort legde hij een grafcirkel bloot met daarin lichamen van mannen, vrouwen en kinderen. Hij vond gouden borstplaten, juwelen, bronzen zwaarden en massief gouden kronen. Een van de mannen droeg een gouden gezichtsmasker. ‘Gevonden!’ moet hij gedacht hebben, want hij vertrok met z’n team meteen weer. Algauw bleek dat Schliemann’s datering niet klopte en dat de schatten die hij had gevonden niet aan koning Agamemnon en zijn huishouding konden hebben toebehoord. Maar toch zal hij voor altijd verbonden blijven aan de ontdekking van de Myceense beschaving die dateert van 1600 tot 1100 v. Chr.
De Grieken zijn trots op hun erfgoed en op scholen wordt uitgebreid aandacht besteed aan de geschiedenis van de Oudheid. Ook vandaag is er een groep basisschoolkinderen met hun juffen aanwezig. Die hebben de wind er flink onder. Vol aandacht wordt er door de groep geluisterd naar hun uitleg.
Het terrein is uitgestrekt en als je alles wilt zien is het een hele klim naar boven.
Zover gaan wij deze keer niet, want het museum lonkt en daar is heel veel moois te zien.
Als we weer buiten komen, zitten de Griekse kinderen op een muurtje lekker hun broodtrommeltjes leeg te smikkelen. In de verte komt er een hele rij touringcars aan. Tijd voor ons om te vertrekken.
Wie weet heeft camping Bekas nog wel een plekje aan het strand voor ons. En ja hoor!
Woensdag 31 mei: Palaia Epidavros (GR)
De morgenstond heeft goud in de mond.
Het is een rustdag vandaag. We ontbijten samen met het Turkse torteltje dat aan onze voeten graag een graantje meepikt. Echt uitbundig zonnig wil het niet worden, maar de zee kabbelt voor de deur loom en rustgevend op het strand. En dat is voor vandaag genoeg.
Wát duurde het lang voor de grijze, grauwe winter eindelijk toegaf aan een beetje helderblauw en veelbelovend roze. Nieuwe bandjes, nieuwe distributieriem, nieuwe plannen. De kerspruim heeft z’n bloesem inmiddels al verloren. Maar we zijn bezig om ons busje startklaar te maken. Nog een dikke week en dan gaan we weer op pad. Sin an!
Voor we tegen 10:00 uur camping Arbi afrijden, nemen we nog even afscheid van de vriendelijke Zwitsers die we eerder in Delphi en Kato Gatzea ook al ontmoetten en gisteren hier weer tegen het lijf liepen. ‘Bis bald wieder!’ zwaaien we naar elkaar.
Het is nog geen 3 kilometer naar de kleine grenspost. Het lijkt wel of we vandaag de eersten zijn, zó stil is het er.
Er staat aan de andere kant alleen een busje met Nederlandse toeristen die met Lale-tours vanuit Ohrid een excursie maken naar Albanië. De gids, die goed Nederlands spreekt, heeft behoefte aan een praatje. Een aardige man: ‘Ik was communist en heb connecties. Ook met de ANWB, de Acsi en de NKC. Bel me als je in de problemen komt.’ Ja hoor, túúrlijk! De Noord-Macedonische douanier is niet bepaald het zonnetje in huis. Er kan niet eens een stempeltje af.
Meteen na de grens, vlakbij de bronnen die het meer van Ohrid voeden, ligt het klooster Sveti Naum. Het werd in het jaar 905 gesticht door Sint Naum van Ohrid, patroon van de geesteszieken. Hij overleed in 910 en ligt in het klooster begraven. Volgens velen is het complex een absolute must see als je in de buurt bent, al hebben we er ook kritischer verhalen over gehoord. Dat maakt ons natuurlijk nieuwsgierig dus slaan we linksaf.
Het eerste wat we zien als we het parkeergeld à 2 euro 50 hebben betaald, is een geldautomaat. Dat hebben we in Griekenland nog nooit gezien: een geldautomaat bij een klooster?! Maar vooruit, best handig want we hebben, nu onze contante euro’s schaars zijn, toch wat Macedonische denar’s nodig. Daarna komen we langs een straatje met een stuk of 20 souvenirwinkeltjes: onderzetters, nep-iconen, armbandjes, koelkastmagneten, plastic vliegtuigjes, tafelkleedjes, opblaasballen, flesopeners, kettinkjes-met-een-kruis-eraan, schepnetjes, pannenlappen… er is geen nee te koop. Ook aan een minimarket is gedacht. En kijk eens aan, daar hebben we Sint Naum himself.
Wat leuk, je kunt je hier ook met een bootje naar de bronnen laten roeien!
Maar waar is het klooster? We zien alleen een groot hotel met een – dat moet gezegd worden – prachtig aangelegde tuin.
Hoe mooi groen en gesoigneerd het hier ook is, hoe lustig de vogeltjes ook kwinkeleren en hoe prachtig het zonlicht ook door het lover strijkt, we zijn inmiddels lichtelijk verbijsterd. Weten wij veel dat het hotel het grootste deel van het oorspronkelijke klooster beslaat en dat het graf van Sint Naum zich bevindt in een kerkje dat op de binnenplaats van het hotel staat… We geven de moed pas écht op als we een ander, klein kerkje van binnen willen bekijken maar ook daar langs een man in een loketje moeten. Dan maar aan de koffie op een van de vele drijvende terrassen. Daar loopt een legertje weinig toeschietelijke obers rond om de tafels te dekken voor de toeristen die hier per touringcar worden aangevoerd. Onze cappuccino klotst vrolijk in de kopjes.
Een bijzondere ervaring rijker rijden we verder richting Ohrid. Dan kom je ook nog langs The bay of Bones, een soort openluchtmuseum dat gebouwd is op de plaats waar resten van bewoning uit de late Bronstijd zijn gevonden. Wijs geworden houden we het bij een blik vanaf de parkeerplaats.
We kachelen Ohrid en Struga door en vinden op camping Rino een mooie plek pal aan het meer.
Drie jaar geleden waren we hier ook, toen in de stromende regen. Maar nu schijnt de zon en waait er een vriendelijk briesje over het meer. We zijn het eens: het is aan deze kant van het meer van Ohrid veel mooier dan aan de Albanese kant.
We raken aan de praat met de jonge man die het onkruid aan de oever aan het wieden is. Hij hoort bij de familie die eigenaar is van de camping. Hij geeft ons een inkijkje in zijn realiteit: ‘Alle Balkanlanden zijn corrupt. Servië, Montenegro, Albanië, Noord-Macedonië, ze zijn allemaal gelijk. Wie geld heeft, heeft hier de macht en bekommert zich niet om de vooruitgang van het land, maar om het eigen welzijn. Ze sturen hun kinderen naar privéscholen waar je diploma’s kunt kopen. Wie snel geld wil verdienen, gaat 3 maanden illegaal aan het werk in Duitsland om daarna met een pak geld weer terug te komen. Zo wordt het nooit wat met een EU-lidmaatschap.’ ‘But that’s life.’ besluit hij.
We eten ‘s avonds in het restaurant. Soms blijft alles bij het zelfde.
Waar we nou toch weer beland zijn… staan we, ergens in Midden-Albanië, in een klein, onbeduidend dorpje op een ienieminie-camping pal bij de kerk. Achter de camping zit een filantropische gedachte: met de opbrengsten ondersteunt de kerk de armlastige bejaarden die hier in Albanië vaak in moeilijke omstandigheden leven. Een soort ‘Max maakt mogelijk’ dus. De pastoor heeft het zo druk met het zorgen voor de plaatselijke oudjes en het bezoeken van de gevangenen in Burrel dat een Nederlands echtpaar de camping voor 6 maanden vrijwillig beheert.
Als we voor het hek heen en weer manoeuvreren om het terreintje op te kunnen rijden, staat er opeens een vriendelijke man bij ons busje. ‘I live in house there,’ wijst hij in de verte. Uit zijn verhaal begrijpen we dat de beheerders, Harry en Marianne, niet aanwezig zijn. Hij loodst ons het terreintje op, dwars over het volleybal-veldje. En daar komt Zuster Paula uit de pastorie. Ze spreekt alleen Albanees, dus belt ze met haar smartphone de beheerders en geeft haar telefoon aan ons. Marianne vertelt dat ze in het ziekenhuis in Tirana zijn. Ze weten niet of ze vanavond nog terug kunnen. ‘Maar veel plezier en fijn dat jullie ons hebben gevonden!’ Zuster Paula laat ons nog even zien waar het toiletgebouwtje is en verdwijnt dan weer naar binnen.
Het is een bijzondere plek. We hebben stroom en een waterkraantje bij ons busje, dus alles bij de hand. We vlijen ons neer onder de grote hazelaar, Later komen er nog 3 Duitse motorrijders aan die hun tentjes hier ook opzetten. Vier jongetjes uit het dorp komen een poosje voetballen op het volleybalveldje. De beheerders komen aan het begin van de avond terug, vol met verhalen. ‘I am the manager here.’ stelt Harry zich doodserieus voor aan de Duitsers. Ach, ze bedoelen het allemaal vast goed.
De route hier naar toe is trouwens prachtig. Vanuit Struga volgen we, dwars door de bergen, de Zwarte Drin die uit het meer van Ohrid stroomt.
Bij de kleine grensovergang, net achter Debar, is het rustig. We mogen zonder gedoe door. In het eerste Albanese dorpje waar we door heen rammelen, zwaaien schoolkinderen uitbundig naar ons. Veel toeristen zullen hier dus wel niet komen.
Het landschap is overweldigend mooi, al kan alleen de bijrijder er van genieten. Voor de chauffeur is het hard werken. Hij moet alert zijn op alle gaten in de weg en op de Albanese tegenliggers die in hun glimmende Mercedessen met de telefoon aan het oor door de haarspeldbochten komen zeilen.
We verrijden ons natuurlijk ook weer eens omdat de bijrijder, die bij het uitdelen van cartografisch inzicht niet bepaald vooraan heeft gestaan, zelfs Google Maps op de kop houdt.
Het was een bijzondere dag…
Vrijdag 3 juni: Suç (AL) – Shkodër (AL)
Het is een stille nacht hier bij de kerk. Het dorpje wordt al vroeg wakker. Een boer brengt z’n twee koeien naar de wei, een oude vrouw loopt kromgebogen langs. Zuster Paula maakt om 07:00 uur het hek van de kerk open en laat de hond, die de hele nacht voor het hek heeft liggen waken, binnen. Al met al is het toch pas half elf als we vertrekken. Natuurlijk laten we een donatie achter voor het goede werk van de pastoor.
Richting Burrel gaan we. Het is een lelijke, stoffige, rommelige maar levendige stad met een duidelijke regiofunctie. Er is veel drukte op straat. Het zijn vooral vrouwen die zich met boodschappentassen, kinderwagens of oude moedertjes aan de arm door de straten begeven. De mannen zitten op het terras van de vele koffiehuizen in groepjes voor zich uit te staren. Het doet troosteloos aan.
Achter Burrel pakken we de SH6 en die voert ons verder het binnenland in, dwars door de bergen. De weg is allerbelabberdst. Bij de allerslechtste stukken zijn, heel behulpzaam, waarschuwingstekens op het resterende wegdek geschilderd. Daar kun je niet harder dan stapvoets en rammelt de hele inventaris van ons busje door de kastjes. Maar wát is het hier mooi!
We zwalken, net als de Albanezen doen, zigzaggend over de middenstreep, op zoek naar de beste stukken.
Dwars door het Nationale Park Ulza rijden we. Het gelijknamige meer is één van de toeristische trekpleisters.
Vanaf het meer vernauwt het landschap zich tot een langgerekte canyon waardoor de rivier Mat stroomt.
Bij Milot opent het landschap zich en slaan we de doorgaande route weer op. Fijn dat het niet meer zo rammelt. Maar wat hebben we van de rit genoten!
We spoeden ons naar Shkodër.
De oude, vertrouwde rammelweg naar camping Lake Shkodra heeft vorig jaar oktober een glimmend asfaltjasje gekregen. Eigenlijk best jammer, vinden we…
We hadden al gelezen dat het de afgelopen dagen erg druk was op de camping en dat mensen buiten de poort moesten overnachten. Het is nog vroeg in de middag, dus wie weet hebben we geluk. En ja hoor! Ons favoriete plekje is nog vrij.
Zaterdag 4 en zondag 5 juni: Shkodër (AL)
Albanië is als vakantieland duidelijk in opkomst, want het rijdt af en aan op de camping. Om de groeiende stroom toeristen tegemoet te komen heeft de camping het restaurant aan het meer helemaal verbouwd en uitgebreid. Het is heel mooi geworden, daar niet van, maar heeft toch ook wel een beetje aan charme ingeboet. Gelukkig blijven sommige dingen ook hetzelfde: de tafels worden nog gewoon met raki ontsmet. De weg naar Theth schijnt ook al helemaal geasfalteerd te zijn. Dus dat zal over een paar jaar wel Thethi Resort of zo heten.
We doen niet veel, deze dagen. Het is dik boven de 30 graden en de helft van ons heeft last van maag en darmen. Rustig aan dus maar. En ja hoor… daar is de NKC met 20 equipes. Dat groepsreis-gebeuren begint zo onderhand een plaag te worden. Het schijnt de laatste dag van hun reis te zijn, dus dat betekent een afscheidsdiner. In colonne lopen ze met z’n 40-en luid kakelend richting restaurant. Gelukkig zagen we het aankomen en hebben we pizza’s afgehaald.
‘s Nachts vallen er wat druppen en zorgt het onweer in de verte voor een lichtspektakel.
Maandag 6 juni: Shkodër (AL) – Skradin (HR)
De helft van ons zit al weer vroeg buiten. ‘Heb jij wat van die aardbeving gevoeld?’ vraagt de andere helft als hij later zijn hoofd uit het busje steekt. Huh?! Niks van gemerkt!
We pakken de boel in en vervoegen ons naar het restaurant voor een ontbijtje. Het is iets na negenen als we de camping afrijden. Ha, zijn we de uittocht van de groepsreizigers mooi voor! Vandaag begint de thuisreis écht. We gaan flink wat kilometers maken.
Het is niet ver naar de grens met Montenegro. Het gigantische Trouwpaleis dat op de route ligt, doet zeer aan de ogen.
De grens zijn we zomaar over, al wil de douane nog wel even ons busje van binnen bekijken. Tot Podgorica is het bekend terrein. Ditmaal laten we de baai van Kotor links liggen en rijden dwars door het binnenland richting Nikšić.
Ze nemen het onderhoud aan de wegen uiterst serieus, de Montenegrijnen. Wát een verschil met Albanië. En mooi dat het hier is!
Bij de grens naar Bosnië Herzegovina duurt het allemaal heel lang ook al is de rij maar kort. Er geldt een streng regime: er mag telkens maar 1 auto onder de overkapping door rijden, de volgende moet precies voor de stopstreep wachten. Wie deze regel overtreedt, wordt streng toegesproken en getrakteerd op ‘extra control!’ Later snappen we wel waarom ze zo strikt het overzicht willen houden: de Montenegrijnse douaniers zitten met hun Bosnische collega’s gezellig samen in één en het zelfde hokje. Maar de grenscontrole doen ze niet samen. Dus moet je eerst je papieren door Montenegro laten controleren en ze daarna – voor dezelfde handeling – overgeven aan de de douanier van Bosnië. Ach ja, zo kan het ook.
Meteen over de grens maken de strakke wegen van Montenegro plaats voor Bosnisch gerammel. We rijden door half verlaten dorpen waar de wonden van de Balkanoorlog nog steeds zichtbaar zijn.
De wegen zijn smal. En toch is dit, voor wie niet langs de kust van Kroatië naar het zuiden wil, een doorgaande route. We komen veel campers tegen. Camping Heaven in Nature in Stolac schijnt een prima tussenstop te zijn. Maar dat is voor een andere keer. Wij zoeven probleemloos over de grens met Kroatië en schieten de tolweg op, op weg naar de afslag Sibenik.
Het is al laat als we richting Skradin rijden. Gauw gauw doen we nog wat boodschappen bij een kleine supermarkt en rijden dan naar Autocamp Skorici-Skradin. Vier jaar geleden waren we hier ook een paar dagen. Er is weinig veranderd. Gelukkig laten de beruchte muggen het deze keer afweten. We koken ons eigen potje. Poeh! Wát een lange dag. Gekkenwerk, eigenlijk.
Dinsdag 7 juni: Skradin (HR) – Bled (SLO)
Het wasje dat we gisteravond nog hebben gedaan, is vannacht in een verkoelend windje weer mooi droog gewapperd. De opkomende zon strooit met honingkleurig licht.
We koken wat eitjes, drinken koffie, scharrelen wat rond en dan kunnen we tegen half 10 vertrekken. Nog één blik op het pittoreske Skradin en dan hup, naar de tolweg.
In ons busje hebben we een zakje liggen met overgebleven buitenlands briefgeld. Kleine coupures voor als-we-hier-nog-eens-komen. We waren bijna vergeten dat we dat nog hadden. Warempel: een briefje van 10 Zwitserse Frank. Potverdikkie: ook nog wat Albanese Leks en kiekus, nog 80 Kuna! Nu Kroatië in januari 2023 overgaat op de euro is dit een mooi moment om ze op te maken. We kopen er koffie en broodjes van. De overgebleven Noord-Macedonische Denars gaan in het zakje. Het duurt vast nog jaren en jaren voor zij tot de Eurozone toetreden.
We vangen onderweg nog een glimp op van de Adriatische zee.
Er glijden weer heel wat kilometers onder onze wielen door, vandaag. De grens tussen Kroatië en Slovenië gaat vlot. En makkelijk hoor: Slovenië is overgestapt op een E-vignet. Wél even je bonnetje bewaren!
Tegen het eind van de middag doen we nog even een rondje door de Lidl in Lesce. Dat wordt vanavond smullen van cevapcici met rode ui en ajvar. We laten onze principes van vorig jaar los en rijden toch maar weer naar camping Sobec. Daar is nog plek zat. De WiFi doet het warempel ook dit keer. Wijntje, biertje, kaasje én regen die op de luifel tikt. In de verte rommelt onweer. ‘It wurdt wat lûkerich’, zegt de helft van ons. Tijd voor een vestje. De lange broek stellen we, tegen beter weten in, nog maar even uit. Want als die aan gaat, is de reis pas écht voorbij.
Woensdag 8 juni: Bled (SLO) – Wackenberg (D)
Het is een koele nacht en dat slaapt zó lekker dat de helft van ons pas na negenen weer bij de pinken is. Het is een graad of 15 en er lopen kampeerders langs met dikke jassen aan. ‘Ik ben op teenslippers van huis gegaan en ik kom op teenslippers weer terug!’ zegt de helft van ons stoer. En daar gaat ze, stoïcijns op teenslippers door het natte gras richting toiletgebouw. De hond van de Duitse buren zit aan zo’n lang touw dat hij precies tegenover onze schuifdeur z’n behoefte kan doen. Twee keer achter elkaar. ‘Entschuldigung’ mompelt z’n bazin terwijl ze met zakjes in de weer gaat om de bende op te ruimen. Ze is blijkbaar te lui om het arme beest buiten de camping even goed uit te laten. Een korter touwtje zou ook al helpen. Dan poept ‘ie tenminste voor z’n eigen voordeur.
Tegen half 11 zijn we klaar voor vertrek. Vlak voor de Karawankentunnel kopen we een Oostenrijk-vignet en zoeven de dikke 8 kilometer ondergronds probleemloos door.
Bij Raststätte Golling betalen we 11 euro voor twee bakjes cappuccino. Maar dat is dan wél inclusief 1 toiletbezoek-met-schuurpapier. En nog een unicum: we rijden Oostenrijk zonder regen door.
Om 14:00 rijden we Duitsland binnen. We willen vandaag niet al te laat op een camping aankomen. Dus bewaren we de ronding van München voor morgen. Zo’n 30 kilometer van de snelweg af vinden we, vlak bij Bad Tölz, een plek op camping Demmelhof pal aan een meertje.
Het is zo’n typisch Beierse camping. Alles mooi binnen de lijntjes en met zorg, liefde en aandacht beheerd. Een fijne plek.
‘s Avonds eten we op het terras van de Biergarten. De kaart is beperkt maar de schnitzels zijn heerlijk. Zelfs de wijn wordt in een bierpulletje geserveerd. 
De steeds donker wordende lucht kondigde het al aan: het begint te regenen en te waaien. We liggen al vroeg op één oor.
Donderdag 9 juni: Wackenberg (D) – Bad Arolsen (D)
Je hebt terugzwervers en recht-zo-die-gaat types. Wij behoren tot de laatste. Het regent pijpenstelen als we tegen de klok van 10 weer op weg gaan. Wat zou ons hier nog houden?
Aan het eind van de middag komen we aan op Reisemobilhafen Twistesee in Bad Arolsen. Hier waren we al eerder, toen tijdens de pandemie. De receptie en het restaurant zijn nog even uitgestorven. Maar op het terrein is het druk. Je kunt je aanmelden bij de betaalzuil en dan is het bekeken worden door vaste gasten die, met de slogan Reise vor dein Sterben, sonst reisen deine Erben achterop hun kapitale camper dwaalgasten met meewarige blikken van commentaar voorzien. De humor in de toiletgebouwen geeft de treurnis goed weer.
Ach, ieder z’n meug zullen we maar zeggen.
Vrijdag 10 juni: Bad Arolsen (D) – Leeuwarden
Nog maar een klein stukje te gaan vandaag.
Tegen de middag rijden we bij Meppen Nederland binnen.